Tweede werkgroep zet nieuwe stappen voor Regionale Monitor Klimaatadaptatie
Vanuit het DPRA heeft de werkgroep Monitoring vorig jaar de eerste stappen gezet om een bruikbare monitoringssystematiek voor klimaatadaptatie te ontwikkelen op regionaal niveau: de Regionale Monitor Klimaatadaptatie (RMK). Vanaf mei dit jaar zet de tweede werkgroep het werk voort. Wat gaat deze werkgroep de komende maanden doen? En wanneer kunnen we de eerste resultaten verwachten? Werkgroeptrekkers Sofia van Holsteijn van RVO en Sjoerd Brouns van het ministerie van IenW vertellen er meer over.
Waarom wordt de Regionale Monitor Klimaatadaptatie (RMK) ontwikkeld?
Sofia: “Voor de Voortgangsrapportage van 2022 van het DPRA is er informatie opgehaald bij de 45 werkregio’s in Nederland. Hieruit bleek dat veel decentrale overheden behoefte hadden aan concrete doelen en tussendoelen, en aan inzicht in de voortgang van hun adaptatiebeleid. Wat betekent het dat ze in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust moeten zijn? De RMK wordt ontwikkeld om overheden inzicht te geven in de voortgang, om bij te sturen en verantwoording af te leggen. Liggen ze op koers?”
Sjoerd: “Daarvoor is het ook nodig dat ze doelen opstellen. Vanuit het DPRA is daarvoor een werkgroep Doelen opgezet. Die heeft vorig jaar het rapport Nationale aanpak concrete doelen ruimtelijke adaptatie uitgebracht. Als die doelen er eenmaal zijn, dan ondersteunt de RMK met de vervolgstap om de voortgang te monitoren met behulp van een systematiek en goede indicatoren.”
Is al duidelijk hoe de RMK eruit gaat zien?
Sjoerd: “Het wordt een handreiking waarmee overheden hun eigen doelen kunnen monitoren. De RMK bestaat uit drie niveaus met elk eigen basisindicatoren die je voor monitoring kunt gebruiken:
- Niveau 1 bestaat uit indicatoren die gebaseerd zijn op landelijke kwantitatieve data over de buitenruimte.
- Niveau 2 bestaat uit indicatoren die gebaseerd zijn op lokale kwantitatieve data over de buitenruimte.
- Niveau 3 bestaat uit indicatoren die het proces monitoren. Denk aan vragen als: Hoeveel capaciteit is er, hoeveel middelen zijn er beschikbaar? Wordt klimaatadaptatie meegenomen in de omgevingsvisie?
Met de indeling van deze systematiek van indicatoren is de vorige werkgroep begonnen en met dat werk gaan we het komend jaar door.”
Sofia: “We bieden overheden een systematiek met een aantal onderliggende principes die iedereen kan gebruiken, en met enkele basisindicatoren voor elk thema. We zijn nog niet zover dat we al weten op welke manier overheden deze monitoring kunnen vastleggen: of dat via een openbaar dashboard gaat of dat ze het juist een plek geven in hun eigen systemen. Dat laatste lijkt me waarschijnlijker, want het is niet de bedoeling om lokaal verzamelde data met elkaar te vergelijken. En we willen ook geen extra administratieve druk creëren.”

Zijn er al indicatoren ontwikkeld die zeker in de RMK komen?
Sjoerd: “Voor niveau 1, dus indicatoren op basis van landelijke data, wordt er nu gewerkt aan de indicatoren ‘Verandering in boomkroonoppervlak’, ‘Gevoelstemperatuur’ en ‘Toe- of afname schaduw op fiets- en wandelpaden’. Het doel is dat je straks op een kaart kunt zien of er bijvoorbeeld op een bepaalde plek meer of minder schaduw is gekomen en of het boomkroonoppervlak is toe- of afgenomen. En hoog op ons lijstje om landelijk in beeld te brengen staan ‘verstening’ en ‘waterbergingscapaciteit’. In het ideale geval heb je vooral over indicatoren op dit niveau, op basis van landelijke data. Die verschijnen dan in de Klimaateffectatlas, waar iedereen in Nederland gebruik van kan maken. Maar ook lokale data zullen nodig zijn, simpelweg omdat we veel data niet hebben op landelijk niveau.”
Kunnen jullie een concreet voorbeeld geven van hoe monitoring dan zou werken?
Sofia: “Stel je voor dat je een doel formuleert voor het thema hitte. Dan kun je als subdoel stellen dat je een bepaalde hoeveelheid schaduw wilt hebben op bepaalde plekken in je gemeente. Of een bepaalde hoeveelheid groen. Dan kun je met zo’n kaart de voortgang monitoren. En zien of je je doel aan het halen bent of niet.”
Sjoerd: “Op dit moment loopt er voor deze indicatoren een pilot in Dordrecht. Rond de zomer moet die afgerond zijn. In het najaar van 2025 zouden de monitorkaarten voor ‘Verandering in boomkroonoppervlak’ en ‘Toe- of afname schaduw op fiets- en wandelpaden’ in de Klimaateffectatlas moeten staan. Belangrijk is dat we kwalitatief goede data hebben. En dat ze over een langere periode betrouwbaar zijn, met meerdere meetmomenten. Dat is bij boomkronen bijvoorbeeld heel belangrijk. Hoe groot die zijn, hangt ook af van het seizoen en de weersomstandigheden. Dat wil je eruit filteren om tot betrouwbare en vergelijkbare reeksen in de tijd te komen.”
Wat betekent monitoring op niveau 2 en 3?
Sofia: “Niveau 2 van de RMK gaat over het opstellen van indicatoren op basis van lokale data. Niveau 3 gaat over het proces zelf. Concrete indicatoren hebben we nu nog niet op deze niveaus. We zijn nu samen met twee provincies, twee waterschappen, een groep gemeenten en stichting Rioned aan het puzzelen op redeneerlijnen voor deze twee niveaus. Daarvoor stellen we de volgende vragen: Waarop wil je sturen? Waar wil je heen? Welke criteria zijn belangrijk? Zulke redeneerlijnen zijn belangrijk om het aantal uiteindelijke indicatoren waarop je wilt monitoren te beperken.”
Sjoerd: “We verzamelen op dit moment ook alle goede voorbeelden van monitoring die er al zijn. En als we elkaar de volgende keer spreken, dan is het de bedoeling dat we aan de hand van die goede voorbeelden een redeneerlijn kunnen opstellen die heel veel partijen zouden kunnen toepassen. Als we zien dat een indicator op een bepaalde manier wordt gebruikt, dan kunnen wij onderzoeken hoe we die kunnen inpassen in onze systematiek. En we kunnen dan ook bekijken of de gebruikte data beschikbaar zijn voor veel decentrale overheden.”
Zijn er overheden die bepaalde data niet kunnen produceren?
Sofia: “Niet alle overheden beschikken over evenveel data, bijvoorbeeld door verschillen in capaciteit of verschillen in bestaande data. Wat overheden kunnen, hangt bijvoorbeeld ook af van de vraag of ze een eigen GIS-systeem hebben of niet. Maar we hopen natuurlijk dat zoveel mogelijk overheden hun adaptatieplannen en doelen gaan monitoren.”
Sjoerd: “Als gemeenten moeite hebben met het produceren van data, kun je als oplossing denken aan een basisniveau van monitoring, met een aantal basisindicatoren die gemeenten wel zelf in kaart zouden kunnen brengen. Maar dat idee is nog in ontwikkeling. Tegelijk is het ook niet realistisch om te verwachten dat we landelijke data voor alle indicatoren hebben. Als de landelijke data er niet zijn, dan geeft de RMK sturing aan overheden hoe ze de monitoring op dat thema zelf kunnen aanpakken.”
Wat kunnen gemeenten dit jaar verwachten van de tweede werkgroep Monitoring?
Sjoerd: “Het huidige traject loopt tot november dit jaar. De methodiek zal dan nog niet helemaal compleet zijn. Het doel is om de resultaten en systematiek van het eerste rapport verder te verdiepen en op onderdelen al uit te werken. We verwachten dat er in 2026 nog wel een vervolgtraject nodig is.”
Oproep aan beleidsmakers
Heb je ervaring met het monitoren van adaptatie op lokaal of regionaal niveau? Neem dan contact op met Sjoerd via sjoerd.brouns@minienw.nl. Of met Sofia via sofia.vanholsteijn@rvo.nl. Jullie ervaringen kunnen een waardevolle bijdrage leveren om een zo goed mogelijke RMK-monitoringssystematiek op te stellen!
Over Sofia en Sjoerd
Sofia van Holsteijn werkt als adviseur klimaatadaptatie in de gebouwde omgeving voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). RVO voert opdrachten uit voor verschillende ministeries, in dit geval voor het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO). Vanuit die rol werkt ze ook mee aan de werkgroep Regionale Monitoring Klimaatadaptatie. Haar focus ligt vooral op het ondersteunen van decentrale overheden met het ontwikkelen van kennis en instrumenten.
Sjoerd Brouns is beleidsmedewerker klimaatadaptatie bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en werkt als programmasecretaris voor het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie. Samen met Sofia trekt hij de tweede werkgroep RMK.

Sofia van Holsteijn

Sjoerd Brouns
Verder lezen?
Misschien vind je de volgende pagina's ook interessant: