Impactproject ontwikkeling instrument hittestress voor steden en dorpen in het landelijk gebied
Hoe warm wordt het nu écht onder verschillende klimaatscenario’s? Wat gebeurt er met het aantal zomerse dagen en hete nachten? De Klimaateffectatlas geeft antwoord op dit soort vragen, met focus op grote steden en de wat kleinere kernen. Maar wat betekent hittestress voor het buitengebied? Het Impactproject ‘Ontwikkeling instrument hittestress voor steden en dorpen in het landelijk gebied’ richtte zich op het ontwikkelen van een hittetool die helpt het probleem van hittestress in landelijke regio’s inzichtelijk te maken. Een eerste versie laat hittepatronen in de waterrijke provincie Zeeland zien. Deels te verwachten patronen, maar ook verrassende effecten. Deze tool is ook toepasbaar in andere regio’s.
Resultaten
In dit Impactproject zijn berekeningen uitgevoerd die leiden tot een verfijning van de gegevens uit de Klimaateffectatlas. De berekeningen laten hittepatronen in de waterrijke provincie Zeeland zien en worden gedeeld via een Story Map. Ze dienen mede ter ondersteuning van de klimaatstresstest voor Zeeuwse gemeenten. Het principe kan ook worden toegepast in andere landelijke regio’s van Nederland. De berekeningen zijn uitgevoerd met een weermodel dat goed in staat is rekening te houden met effecten op een kleine ruimtelijke schaal, zoals de voor kustgebieden relevante land-zeewind effecten. Het model houdt ook rekening met landgebruik in de regio, inclusief steden, op basis van gedetailleerde landgebruikskaarten (LGN-7). Een speciaal modelonderdeel berekent daarbij effecten van de bebouwde omgeving op het microklimaat. Berekeningen met het model zijn uitgevoerd voor een aantal zomers in het huidige klimaat en een toekomstig klimaat dat lijkt op een klimaat volgens het WH scenario van het KNMI. [Figuur 1 hier]
Het meetprogramma zal worden voortgezet om de resultaten robuuster te maken. De bevindingen zijn immers gebaseerd op slechts één zomerhalfjaar, dat volgens het warmtegetal van het KNMI niet tot de een van de warmste behoorde. De meetgegevens zijn te volgen op deze website.
Leerpunten uit dit Impactproject
De resultaten van zowel de modelberekeningen als de metingen laten zien dat men ook in Zeeland rekening moet houden met hittestress. Dit is een belangrijk gegeven, omdat hitte een groot aantal ongewenste maatschappelijke gevolgen kan hebben, zoals afnemende arbeidsproductiviteit, extra sterfte en een verhoogd aantal ziekenhuisopnames, verhoogde druk op de buitenruimte en verminderde waterkwaliteit. De zee en het landelijke karakter in Zeeland bieden niet automatisch bescherming tegen hitte. De gegevens uit de modelberekeningen en de metingen suggereren dat meer hittestress onder klimaatverandering ook in de waterrijke, agrarische Zeeuwse gebiedsdelen kan voorkomen. De nachttemperatuur is hoger in bebouwd gebied. Dit zogenoemde stedelijk hitte-eilandeffect geldt ook voor kleine kernen als Heinkenszand, zij het in mindere mate dan in centra van steden als Goes, Middelburg, Terneuzen en Vlissingen. De gevonden effecten in Zeeland bevestigen resultaten van eerder onderzoek uit andere delen van het land en ondersteunen het beeld dat in de huidige landelijke kaarten van de klimaateffectatlas naar voren komt: ook kleinere kernen in landelijk gebied moeten rekening houden met een verhoogd aantal warme nachten in de toekomst, via klimaatverandering en via het hitte-eilandeffect.
Bij evaluatie van hitte is het van belang ook te letten op gevoelstemperatuur. Dit is een betere indicator voor hittestress dan alleen luchttemperatuur. In termen van gevoelstemperatuur is bebouwd gebied duidelijk warmer.
De metingen bevestigen dat schaduw een cruciale rol speelt bij het reduceren of voorkomen van hittestress overdag. Het bieden van voldoende schaduwplekken om bescherming te zoeken tegen hitte is dus van groot belang. Bomen hebben daarbij een zekere voorkeur omdat ze bijdragen aan enige verdampingskoeling en hun eigen temperatuur vaak lager blijft dan niet-verdampende beschaduwingsobjecten.
Op een vergelijkbare plek qua zonnestraling in bebouwd of onbebouwd gebied (iemand staat ofwel in de zon, ofwel in de schaduw) zijn verschillen overdag vooral te verklaren op grond van de gemiddeld lagere windsnelheid in bebouwd gebied. Theorie en modelberekeningen geven aan dat dit komt door de hogere ruwheid van bebouwd gebied. Dit onderstreept het belang van ventilatie of doorstroming om hittestress ’s zomers tegen te gaan. Het is aan te raden om plekken waar de windsnelheid van nature laag is zoveel mogelijk open te houden, bijvoorbeeld door bij het creëren van schaduwplekken niet teveel bomen op een kluitje te zetten. Uiteraard is het raadzaam om ook rekening te houden met de andere kant van de medaille: koudestress in de winter mag niet teveel toenemen.
’s Nachts wordt de hogere gevoelstemperatuur in bebouwd gebied mede door de hogere luchttemperatuur veroorzaakt (het hitte-eiland). Vegetatie kan helpen hitte tegen te gaan, juist ook in de nacht. Groene wijken leiden ook ’s nachts tot iets lagere luchttemperaturen. Dit wat contra-intuïtieve effect van vergroening komt zowel naar voren in de modelberekeningen als in de metingen.
Een uitgebreidere samenvatting is beschikbaar via de Story Map en via dit document (pdf, 926 kB).
Contact
Leo Caljouw
Provincie Zeeland
0118 - 631926
l.caljouw@zeeland.nl