‘Als je erfgoed verliest, is het voor altijd weg’

Gepubliceerd 4 oktober 2021

Hoe klimaatbestendig zijn onze dijken, bruggen, historische gebouwen en monumenten? Hoe  kunnen we ons erfgoed beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering? En kunnen we iets leren van cultureel erfgoed om de juiste adaptatiemaatregelen te nemen? We spraken erover met sociaal-ecologisch geograaf Sandra Fatoric. Zij pleit in dit interview voor een speciaal adaptatiebeleid voor cultureel erfgoed.

Kasteel Heeswijk in de steigers tijdens restauratiewerkzaamheden. Fotograaf: Kris Roderburg, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Je doet onderzoek naar klimaatadaptatie van cultureel erfgoed. Wat is dat eigenlijk, cultureel erfgoed?

‘Bij cultureel erfgoed denken mensen vaak aan historische gebouwen. Maar ook bruggen, dijken, landschappen en historische steden zijn cultureel erfgoed. Daarnaast is er nog een ander type cultureel erfgoed: de tradities van een volk, zoals oude gebruiken en kennis over de natuur. Deze kennis speelt een grote rol bij veel inheemse volken, maar ook in Nederland is dat een belangrijk deel van het cultureel erfgoed.’

Je hebt al veel onderzoekservaring op het gebied van klimaatadaptatie en cultureel erfgoed. Wat voor onderzoek doe je nu in Nederland?

‘In 2015 ben ik in de VS gestart als postdoc en dat was mijn eerste kennismaking met cultureel erfgoed. Ik heb daar instrumenten en kaders ontwikkeld waarmee beleidsmakers hun klimaatadaptatieplanning van het erfgoed konden verbeteren. Dit is ook één van de doelen die ik wil bereiken in Nederland.’

Je maakt je zorgen om het cultureel erfgoed in Nederland, waarom eigenlijk?

‘Die vraag is me hier in Nederland vaak gesteld! Stakeholders en beleidsmakers vroegen het steeds weer: waarom zou jij je, als sociaal geograaf, zorgen maken over cultureel erfgoed? Waarom focus je je niet op ecosystemen of andere sectoren die in elk land veel meer prioriteit hebben? Dat maakte me benieuwd: hoe denken deze mensen zelf eigenlijk over erfgoed? Vinden zij het minder belangrijk dan andere thema’s? Of zouden ze er toch ook voordelen in zien? Om antwoord te krijgen op die vraag, heb ik veel stakeholders en beleidsmakers in Nederland geïnterviewd.’

En wat bleek uit die interviews? Zagen ze er voordelen in?

‘Ze noemden vooral informatie als voordeel. Erfgoed biedt kennis. We kunnen ervan leren, onder andere voor klimaatadaptatie. Zoals manieren waarop onze voorouders overstromingen beperkten, hoe ze gebouwen en infrastructuur bouwden, of hoe ze landschappen ontwikkelden. Ook kunnen we leren van hun fouten: wat ging goed, wat werkte juist niet? Welke fouten moeten we niet nog een keer maken? Al die informatie kun je gebruiken als je oplossingen bedenkt en ontwerpt, zoals voor adaptatiebeleid.‘

Ook op het kennisportaal hebben we een pagina die gaat over hoe je cultuurhistorische kennis kunt inzetten voor klimaatadaptatie. Dus de voordelen van erfgoed voor klimaatadaptatie worden wel gezien. Maar andersom, dat klimaatadaptatie cultureel erfgoed kan helpen, daarvoor is minder aandacht. Dat blijkt uit jouw onderzoek. Hoe komt dat?

‘Stel dat je beleidsmaker bent, bijvoorbeeld bij een gemeente of provincie. Dan kan het nu heel lastig zijn om te kiezen welke historische gebouwen je eerst moet aanpakken om ze klimaatbestendig te maken. Dat komt bijvoorbeeld omdat je niet weet welke gebouwen meer risico lopen en welke gebouwen  minder. Wat we daarom nodig hebben is een integrale analyse van de kwetsbaarheden en risico’s van klimaatverandering. Daarnaast kan het zijn dat er weinig budget is voor cultureel erfgoed, waardoor je maar weinig kunt doen. Dat kan komen  doordat cultureel erfgoed geen aparte sector is in het Deltaprogramma, zoals infrastructuur, watermanagement, landbouw of energie. Het valt onder veel andere sectoren, en heeft geen eigen adaptatiebeleid dat aangeeft hoe je het risico voor de sector het meest kunt beperken. In Zweden, Ierland en Italië hebben ze bijvoorbeeld een aparte adaptatiestrategie ontwikkeld voor cultureel erfgoed. In Nederland is zo’n adaptatiestrategie er nog niet.’

Toch vreemd: we zien wel het belang van cultuurhistorische kennis voor klimaatadaptatie. Dat zou toch een reden moeten zijn om er zuinig op te zijn?

‘Precies! Het is mooi dat Nederland het belang van cultureel erfgoed inziet voor klimaatadaptatie. Tegelijk is het vreemd dat Nederland nog geen adaptatiebeleid of richtlijnen heeft om erfgoed te beschermen. Zonder beleidskaders kun je een groot risico lopen dat die kennis verloren gaat. En als je erfgoed verliest, dan is het vaak voor altijd weg. Natuurlijk is er voor bepaald UNESCO-erfgoed altijd geld om het te herstellen, zoals voor de Notre-Dame na de brand in 2019. Maar jullie hebben in Nederland 60.000 nationale monumenten. Ga je die allemaal herstellen na een overstroming of na schade door bijvoorbeeld bodemdaling? Daar zou zomaar geen geld voor kunnen zijn. Er zijn dan zoveel andere schades in andere sectoren die prioriteit krijgen. Cultureel erfgoed staat niet eens in het adaptatiebeleid, dus waarom zou je dat gaan herstellen?’

Wat moet er volgens jou als eerste gebeuren om cultureel erfgoed te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering?

‘Het belangrijkst is om nationaal adaptatiebeleid te ontwikkelen voor cultureel erfgoed: bij beleid beginnen de veranderingen. Aan de ene kant vanuit het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie en de Nationale Adaptatiestrategie, door cultureel erfgoed zo snel mogelijk een sectorstatus te geven met hoge prioriteit. En aan de andere kant vanuit de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE): zij moet een klimaatadaptatiestrategie voor het erfgoed ontwikkelen. Daar is ze volgens mij intussen ook al mee begonnen. RCE is zich er in ieder geval van bewust dat het nodig is. Daarnaast zou RCE ook stresstesten voor de monumenten moeten uitvoeren. In de wereld van het adaptatiebeleid is de eerste stap namelijk altijd om een klimaatstresstest uit te voeren. Is je sector of systeem kwetsbaar voor bijvoorbeeld droogte of overstroming, en zo ja: hoe kwetsbaar dan? Is het risico hoog of laag? Dat moet je eerst weten voordat je een strategie of beleid ontwikkelt om het risico te beperken.

Voordat je nieuw beleid kunt maken, moet je wel wetenschappelijk bewijs hebben dat er echt iets moet gebeuren. Om genoeg bewijs te hebben, is er meer onderzoek nodig. Je hebt wetenschappelijk bewijs nodig om draagvlak te creëren. Anders wordt het moeilijk om mensen zover te krijgen er beleid over te ontwikkelen.’

Wat vormt de grootste klimaatdreiging voor monumenten?

‘Het risico op overstromingen staat waarschijnlijk op nummer één. Maar dat is niet de enige dreiging als gevolg van klimaatverandering. Een dreiging die hier het laatste decennium is toegenomen is bodemdaling. Dat komt vooral door de toenemende droogte, waardoor het waterpeil zakt en de bodem verder daalt. Uit mijn studie blijkt dat stakeholders zich daar meer zorgen om maken dan om overstroming. Dat komt omdat ook hier weinig onderzoek naar is gedaan. Het is een vrij nieuw risico in Nederland. Er verschijnen wel steeds meer onderzoeken naar de invloed van de toenemende droogte op bodemdaling. Maar nog niet op het gebied van cultureel erfgoed. En dat is een probleem, want de toenemende bodemdaling kan grote schade veroorzaken bij cultureel erfgoed. Veel historische gebouwen zijn bijvoorbeeld gebouwd op paalfundering, die bij droogte gevoelig is voor paalrot. Ook kan droogte veel natuurlijke kenmerken van een historisch landschap aantasten. Ook dijken kunnen last krijgen van droogte.’

Je hebt onderzoek gedaan naar de dreiging van klimaatverandering voor de monumenten in Nederland, door stresstesten te doen met behulp van de Klimaateffectatlas. Kan dat een begin zijn van een groter onderzoek naar de gevolgen van klimaatverandering voor cultureel erfgoed?

‘Dat zou mooi zijn, ja. Voor elk monument geldt dat het uniek is: het heeft zijn eigen materiaal, het ligt op een bepaalde plek. Alle kenmerken samen bepalen hoe kwetsbaar het is. Dé manier om al die kenmerken te analyseren en zo tot een indruk van de kwetsbaarheid te komen, is om voor elk monument een stresstest uit te voeren. Ik maak daar met mijn onderzoek een begin mee: samen met Dr. Martijn Manders van de Universiteit Leiden en David Teruel Cano van de TU Delft heb ik data gebruikt van de Klimaateffectatlas om voor 60.000 nationale monumenten te evalueren hoe groot de dreiging is van kust- en rivieroverstromingen, stedelijke wateroverlast en van droogte. Daarvoor hebben we gekeken naar de locatie van elk monument en hoe ver het van een eventuele dreiging vandaan ligt.’

En heb je nu een duidelijk beeld van de kwetsbaarheid van elk monument?

‘Nee, dit is pas het begin. Want elk materiaal reageert anders op droogte, overstroming en hitte. Dus het is ook belangrijk om de gevoeligheid van een monument te onderzoeken: waar is het materiaal van gemaakt, is het nog in goede conditie? Als dat niet zo is, is het bijvoorbeeld moeilijker om de gevolgen van een overstroming of droogte te overleven. En als je wel weet hoe kwetsbaar én gevoelig een monument is, dan zijn er nog veel obstakels voordat je maatregelen kunt nemen. Aan monumenten kun je namelijk niet zomaar iets veranderen. Je moet altijd rekening houden met de wetgeving over cultureel erfgoed, die je verplicht om veel in de originele staat te houden. Je mag bijvoorbeeld niet zomaar nieuwe materialen gebruiken. Dat maakt het extra moeilijk om cultureel erfgoed aan te passen aan het veranderende klimaat. We weten bijvoorbeeld niet welke adaptatiemaatregelen acceptabel zijn, omdat we ze niet hebben afgestemd met de regels voor erfgoed. Het zou goed zijn om daar richtlijnen voor te ontwikkelen, zodat we ons cultureel erfgoed zo kunnen aanpassen dat het in ieder geval de komende vijftig jaar beschermd is.’

Over Sandra Fatoric

Dr. Sandra Fatoric is sociaal-ecologisch geograaf. Als onderzoeker is ze verbonden aan de Faculteit Bouwkunde aan de TU Delft en het LDE Center for Global Heritage and Development in Leiden. Ze houdt zich bezig met onderzoek naar de risico’s van klimaatverandering voor diverse vormen van cultureel erfgoed en met besluitvorming op het gebied van klimaatadaptatie. Hiervoor deed ze vergelijkbaar onderzoek in de Verenigde Staten. Ook heeft ze uitgebreid onderzoek gedaan naar adaptatieplanning en beleid in kustgebieden in Australië, Griekenland en Spanje.