Effectief groen betekent: kijk ook naar de ondergrond!

Gepubliceerd 2 januari 2020

Hoe maak je steden prettiger tijdens hittedagen? Wat kunnen landschapsarchitecten, stedenbouwkundigen en andere professionals doen om steden groener en koeler te maken? De negen ontwerprichtlijnen van dr. Wiebke Klemm kunnen daarbij helpen. In dit interview vertelt Wiebke meer over haar proefschrift en doet ze een oproep aan ontwerpers: begin bij de wortel, teken ook de ondergrond!

Waarom heb je dit onderzoek gedaan? Hoe kwam je hierbij?

‘Hiervoor werkte ik als landschapsarchitect bij een landschapsarchitectuurbureau. In 2010 kregen we de opdracht vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat om proeftuinen te ontwikkelen voor klimaatadaptatie in de stad. Dat was toen nog heel nieuw. Er was nog nauwelijks een ‘sense of urgency’ en er waren al helemaal geen handvatten voor landschapsarchitecten. Toen dacht ik: dit wil ik veranderen. En die kans kreeg ik via het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat. Ik vond het heel interessant om onderzoek te gaan doen vanuit zo’n breed netwerk, dus interdisciplinair en met verschillende partijen.’

Wat heb je precies onderzocht?

‘Mijn vraag was: Hoe moet je als landschapsarchitect stedelijk groen ontwerpen om het klimaatbestendiger te maken? Welke gegevens kun je als professioneel landschapsarchitect gebruiken, zonder dat je dagenlang in de bibliotheek moet zitten en research moet doen? Ik wilde kant en klare handvatten voor landschapsarchitecten ontwikkelen.

Het eerste deel van mijn proefschrift brengt de effecten in kaart van stedelijk groen op het stadklimaat en de temperatuurbeleving. De kennis over stedelijk groen was nog erg simpel: stedelijk groen verkoelt. Maar we hadden in Nederland nog geen metingen over de kwantitatieve effecten van dit groen. Die effecten heb ik vanuit twee perspectieven gemeten:

  1. Objectief: Ik heb gemeten wat de effecten van groen waren op luchttemperatuur, stralingstemperatuur, wind en luchtvochtigheid. Die metingen heb ik gedaan op basis van vaste meetstations van het KNMI en de universiteit, en op basis van mobiele metingen met een bakfiets vol sensoren.
  2. Subjectief: Ik heb met bewoners in de stad gesproken en hun gedrag onderzocht. Zo kwam ik te weten wat mensen vinden van groen in de stad en hoe het groen bijdraagt aan hun temperatuurbeleving tijdens hittedagen.

Zo heb ik data verzameld om erachter te komen hoeveel verkoeling groen oplevert. In het tweede deel heb ik de kennis en data uit het eerste deel omgezet naar kant-en-klare ontwerprichtlijnen voor landschapsarchitecten in de praktijk.’

Hoe ben je precies tot die ontwerprichtlijnen gekomen?

‘Ik heb me eerst zoveel mogelijk in de landschapsarchitecten verplaatst. Want zij moeten met de richtlijnen aan de slag gaan. Zij moeten ze gebruiken. Hoe heb ik dat gedaan?

  1. Ik heb de ontwerprichtlijnen zoveel mogelijk geschreven vanuit de taal en terminologie van de ontwerpers. Ik besefte pas goed hoe belangrijk dit is, toen ik een ontwerpsessie had gedaan met masterstudenten landschapsarchitectuur aan de universiteit Wageningen. Ik merkte dat ze het heel moeilijk vonden om op basis van nog wetenschappelijk gepresenteerde resultaten te komen tot concrete maatregelen in hun ontwerpen. Toen wist ik zeker: ik moet zelf de vertaalslag maken van wetenschappelijke kennis en terminologie naar de taal en vakkennis van ontwerpers. Het hielp natuurlijk enorm dat ik zelf als landschapsarchitect gewerkt heb.
  2. Ik ben zo dicht mogelijk bij de werkwijze van landschapsarchitecten gebleven. Dat is bijvoorbeeld ook de reden dat ik mijn onderzoek op drie schaalniveaus heb uitgevoerd: op stadsniveau, parkniveau en straatniveau. Ontwerpers werken ‘door-de-schalen-heen’: zij kijken eerst naar de context, dan naar het wijkniveau, en werken dan bijvoorbeeld de inrichting van een straat uit. Daarnaast hebben ze een creatieve mindset: ze hebben snel een idee van hoe een nieuwe inrichting eruit kan komen te zien. Daarom vertaal ik de situatie zoveel mogelijk van ‘hoe dingen zijn’ naar ‘hoe dingen kunnen zijn’. Zo zeg ik in de richtlijnen bijvoorbeeld niet: ‘10% boomkronen levert 1 °C verkoeling op in een straat.’ Maar: ‘In een straat met grote zoninval moet je bomen neerzetten om het comfortabeler te maken.’
  3. Ontwerpers zijn vaak visueel ingestelde mensen. Daarom heb ik de richtlijnen ook beeldend gemaakt, onder andere met voorbeelden en icoontjes.’

Ontwerprichtlijnen
Afbeelding: illustratie van de ontwerprichtlijnen voor klimaatbestendig groen in de stad (download ontwerprichtlijnen (pdf, 2.5 MB)).

Hoe bepaal je wat hittebestendig is, en hoe leg je dat vast?

‘Wanneer zijn we bestand tegen extreme hitte? Ik denk dat het heel moeilijk is om dat te bepalen. Kun je daar wel echt tegen bestand zijn? Je kunt het beter hebben over klimaatrobuuster of hittebestendiger. Liever dan te claimen dat we de stad echt klimaat- of hittebestendig kunnen maken. Maar je kunt natuurlijk wel aantonen dat je op verschillende niveaus werkt om de stad hittebestendiger te maken. Groen kan daarbij helpen, maar er zijn ook andere factoren die kunnen bijdragen aan een meer of minder hittebestendige stad. Bijvoorbeeld: soort verharding, stromend of stilstaand water, gebouwen die schaduw geven, het materiaal van gebouwen dat warmte uitstraalt of juist vasthoudt. Hoe je de stad hittebestendiger maakt, verschilt dus ook per locatie. Belangrijk is ook het gedrag van mensen, de manier waarop ze een bepaalde plek gebruiken. Een stad hittebestendiger maken, vereist dus maatwerk.’

Je zegt dat het gedrag van mensen ook invloed heeft op hoe je een stad hittebestendig inricht. Kun je een voorbeeld geven?

‘Ontwerp een plek in ieder geval zo dat mensen kunnen kiezen uit zon of schaduw. Let ook op de seizoenen: in het voorjaar en de winter willen we juist plekken met veel zon, en in de zomer meer schaduw. Het hangt ook af van het moment van de dag. Ik sprak bijvoorbeeld mensen die zeiden: ‘Als ik ‘s ochtends naar de supermarkt ga, loop ik bewust aan de zonkant van de straat. Dan zijn mijn boodschappentassen nog leeg en is het nog niet zo warm. Maar als ik met volle boodschappen terugloop, dan loop ik bewust aan de schaduwkant van de straat.’ Uit mijn onderzoek bleek trouwens dat in parken de keuze om ergens te gaan zitten het meest afhing van de vraag: Is er zon of schaduw? Dat is waar mensen het meest op letten.

En na de hittegolven en extreme temperaturen van afgelopen zomer blijkt ook, dat de omgeving vergroenen en aanpassen alléén niet meer voldoende is. Er zijn ook maatregelen nodig vanuit het sociale domein om kwetsbare groepen te helpen, zoals eenzame ouderen en daklozen. Het fysieke en sociale domein zouden daarom samen een strategie moeten ontwikkelen voor een meer hittebestendige stad.’

Waar ligt volgens jou de grootste uitdaging om steden hittebestendiger te krijgen?

‘In de richtlijnen heb ik vooral gekeken naar hoe het groen ontworpen moet worden. Maar ik pleit niet alleen voor een aanpak die zegt: meer groen. Ik wil vooral effectief groen, groen dat van goede kwaliteit is. Dit hangt af van de plek en de situatie: hoe gebruiken we het groen, wat zijn de omstandigheden, is er zon én schaduw? Maar ook: zijn de groeiomstandigheden van groen goed? In de hete en droge zomer van 2018 hadden de bomen bijvoorbeeld veel te weinig water om te verdampen, waardoor ze geen verkoeling meer gaven. Hetzelfde geldt voor een groen grasveld. Als er in een zomerse periode van een aantal weken geen water is, zit er op een gegeven moment geen vocht meer in de bodem. Dan droogt het gras uit en wordt het bijna net zo heet als een verhard oppervlak. Groen kan dus pas effectief zijn als er water in de grond zit.’

Dus niet alleen meer, maar vooral slim groen?

‘Precies. Nu we weten dat er meer hete zomers aankomen is het heel belangrijk dat we niet alleen meer bomen aanplanten, maar dat we ze zo aanplanten dat ze water krijgen. Hoe je dat doet, hangt af van de bodemsoort en de inrichting van de ondergrond. Je kunt bijvoorbeeld met technische maatregelen water in kleine buffers onder de grond vasthouden. Bijvoorbeeld in krattensystemen. Maar het kan ook simpel door bijvoorbeeld voetpaden en fietspaden af te laten lopen in een berm met bomen. Die bermen houden het vocht in de bodem en vullen ook het grondwater aan.’

Wat is je belangrijkste tip voor landschapsarchitecten?

‘Bij veel ontwerpen van recente inrichtingsplannen valt me op dat de ondergrond nauwelijks wordt weergegeven. De boomwortels zijn dus vaak niet getekend, en ook niet de andere ondergrondse ruimteclaims. Ontwerpers tekenen de bomen wel van de zijkant en van bovenaf, maar nooit met de wortels erbij. Terwijl die juist zo belangrijk zijn.

Mijn oproep is: we hebben allemaal ambities en richtlijnen. Maar laten we letterlijk klein beginnen, namelijk bij de wortel: ontwerpers, teken in de profielen juist ook de ondergrond! Dan ben je je veel meer bewust van wat er allemaal onder de grond gebeurt, en kom je tot nieuwe oplossingen om de verschillende ruimteclaims toekomst- en klimaatbestendig te organiseren. De groeiomstandigheden van bomen spelen daarbij een heel belangrijke rol. De wortels hebben bijvoorbeeld water nodig, er moet genoeg ruimte zijn, misschien is het nodig om de ondergrond opnieuw in te richten. De ondergrond van een stad zit natuurlijk vol met leidingen en ondergrondse afvalcontainers. En hij wordt nog voller nu we met de energietransitie bezig zijn en er ook andere dingen onder de grond moeten. Dat is een bedreiging, maar ook een kans: als je toch de grond moet opbreken, bijvoorbeeld voor nieuwe leidingen of een nieuw riool, dan kun je hem ook helemaal opnieuw inrichten. Doe dat dan slim door naar het geheel te kijken. Reorganiseer de ondergrond en creëer door slimme combinaties ook ruimte voor bomen en wateropvang.

Wat mij trouwens ook opvalt: overal duiken nu tools en maatregelen op. Veel daarvan presenteren losse maatregelen, zoals: je kunt een wadi of een ondergrondse waterbuffer aanleggen. Dat is niet verkeerd, maar je moet dan ook weten hoe het stedelijk watersysteem werkt. Je moet kennis hebben over de systemen die je wilt beïnvloeden. Dus ook: hoe wordt hitte in de stad veroorzaakt, wanneer wordt hitte een probleem, aan welke knoppen kun je draaien? Wat zijn de verschillen tussen zomer en winter, ochtend en avond? Je hebt die basiskennis nodig om tools goed te kunnen toepassen. Die kennis moet ook aangeboden worden in de opleidingen van stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten. En in opleidingen van andere professionals die met zulke tools gaan werken.’

Anders kun je misschien net de plank misslaan?

‘Ja, en een maatregel kan zelfs averechts werken. Stel bijvoorbeeld dat je veel bomen met een dichte kruin plant boven wegen met veel verkeer. Dan wordt het daar wel koel, maar de vieze lucht blijft onder de bomen hangen. En dan krijg je daar een heel slechte luchtkwaliteit. Kennis over hitte-oorzaken, de omgeving, omstandigheden en mogelijkheden is dus heel belangrijk voordat je een maatregel toepast.’

Wiebke Klemm
Wiebke

Wiebke Klemm rondde haar promotieonderzoek aan de leerstoelgroep Landschapsarchitectuur van de Universiteit Wageningen af in 2018. Het onderzoek is gefinancierd door het Programma Kennis voor Klimaat. Wiebke brengt de wetenschappelijke kennis uit haar onderzoek nu in de praktijk als senior beleidsmedewerker Openbare Ruimte bij de gemeente Den Haag en bij haar eigen adviesbureau UrbanGreenScape.