‘Om tot een klimaatadaptief groenbestek te komen heb je maatwerk nodig’

Gepubliceerd 12 februari 2021

In juni 2020 studeerden de broers Aron en Dirk Jonker af aan de hogeschool Van Hall Larenstein in Velp met de scriptie Klimaatadaptief groenbestek (pdf, 1.7 MB). Hun scriptie werd bekroond met de tweede prijs voor beste bachelor scriptie van de KNW Scriptieprijs 2020. Ze onderzochten hoe je groenbeheer klimaatadaptief kunt maken. Welke maatregelen moet je daarvoor nemen? En hoe bepaal je of groen klimaatadaptief wordt beheerd? We vroegen het aan Dirk Jonker.

Kun je uitleggen hoe jullie onderzoek tot stand is gekomen?

‘Ons onderzoek maakt deel uit van het project Klimaatadaptief groenbestek van het KennisCentrum Natuur en Leefomgeving (KNCL) dat is opgezet door Nick Pruijn. Dit project heeft als doel om groenbeheer klimaatadaptief te maken. In Nederland hebben we heel veel groen om te beheren en te onderhouden. Het wordt steeds belangrijker om dat klimaatadaptief te doen. Er is al veel aandacht voor biodiversiteit, ecologie en duurzaamheid, maar nog weinig voor klimaatadaptatie. Aron en ik hebben geprobeerd om te onderzoeken hoe je met slim beheer in de groene buitenruimte kunt bijdragen aan klimaatadaptatie. We hebben daarvoor onder andere literatuuronderzoek gedaan en gesprekken gevoerd met verschillende kennisinstanties, zoals het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW).’

De jury vond jullie onderzoek actueel en direct toepasbaar. Wat was het doel van jullie onderzoek?

‘Met onze scriptie wilden we de groenvoorzieners van de toekomst bewust maken van klimaatverandering en hoe ze hierop moeten reageren. Daarvoor hebben we een nieuw, klimaatadaptief groenbestek ontwikkeld. Een groenbestek is een juridisch document voor opdrachtgevers en beheerders. Het CROW is de organisatie die al deze bestekken beheert. De betrokken partijen kunnen van deze bestekken gebruik maken om goede afspraken met elkaar te maken over hoe je het groen wilt onderhouden.’

Hoe kwamen jullie uit bij een klimaatadaptief bestek?

‘Er bestaan natuurlijk al groenbestekken. In een frequentiebestek bijvoorbeeld leg je vooraf helemaal vast hoe vaak je beheermaatregelen neemt. Je bent dan minder flexibel om klimaatadaptief te werken. Bij het prestatiebestek spreken opdrachtgever en groenbeheerder het beheertype af, dus op welke manier je bijvoorbeeld een gazon gaat onderhouden. Het maakt hierbij niet uit hoe vaak je moet maaien, zolang het gazon maar voldoet aan het beeld dat je hebt afgesproken. De kenmerken van dit beeld leg je dan heel precies vast, met behulp van beeldmeetlatten. Maar stel nou dat het een week lang regent. Als je dan hebt afgesproken dat het gras niet hoger dan vijf centimeter mag zijn, dan moet je maaien. Dat kan tot schade leiden aan de bodem door insporing en bodemverdichting. Insporing betekent dat er zichtbare sporen in de grond worden gereden. Als het dan ook nog eens regent, is dat slecht voor de plantengroei. Bodemverdichting wordt ook veroorzaakt door machines en voertuigen. Ze drukken door hun gewicht de lucht uit de grond waardoor er minder zuurstof in de bodem zit. Ook dat is slecht, want de bodem neemt dan minder water op. Als je klimaatadaptief te werk wilt gaan, moet je dit voorkomen. Wij hebben in onze scriptie een klimaatadaptief bestek ontwikkeld waarbij je in zo’n geval niet hoeft te maaien. In dit bestek is het beeld waaraan je beheer moet voldoen meer een leidraad dan een harde eis. Om tot een klimaatadaptief groenbestek te komen heb je maatwerk nodig.’

Waaraan moet een klimaatadaptief bestek precies voldoen?

‘We hebben dat in onze scriptie heel precies beschreven. Dat was lastig omdat er over klimaatadaptief beheer nog niets geschreven was. Eerst hebben we een reeks beheerprincipes opgesteld: insporing en bodemverdichting, maaibeleid, materieelkeuze, verschuiving in soorten en komst van exoten, verschuiving van werkzaamheden door klimaatverandering, duur van het groeiseizoen, hoogte en diversiteit van vegetatie, organisch stofgehalte, andere beheertypen zoals wadi, dak- en gevelgroen, en vakmanschap in aanleg en onderhoud. Om te bepalen of een beheerprincipe klimaatadaptief is, hebben we klimaatmeetlatten ontwikkeld. Daarvoor hebben we de beeldmeetlatten uit het prestatiebestek als uitgangspunt gebruikt. Onze klimaatmeetlatten beschrijven drie ambitieniveaus: 0 voor niet-klimaatadaptief, 1 voor klimaatneutraal en 2 voor klimaatadaptief.’

Kun je een voorbeeld geven?

‘Bij het beheerprincipe ‘insporing en bodemverdichting’ hebben we gekeken naar de diepte en breedte van de sporen, naar de bandenspanning van de voertuigen waarmee je beheert en naar de vraag of je in een periode van veel regen een berm gaat onderhouden. Bij de diepte van de sporen scoort een groenbestek het ambitieniveau 0 als dat meer dan 20 millimeter is, ambitieniveau 1 als de sporen niet dieper zijn dan 20 millimeter en ambitieniveau 2 als er helemaal geen insporing is. Op deze manier hebben we voor elk beheerprincipe klimaatadaptieve criteria opgesteld. Samen vormen deze criteria een scoringsladder. Deze scoringsladder hebben we gebruikt om bij twintig overheden de bestaande groenbestekken te onderzoeken.’

Wat kwam daaruit naar voren? Hoe klimaatadaptief is het groenbeheer in Nederland?

‘Het kan een stuk beter in Nederland. Maar één van de twintig organisaties haalde ambitieniveau 1: een groenbestek bij een drinkwaterbedrijf in Groningen. Dus één bestek was klimaatneutraal, de rest was niet-klimaatadaptief. Opvallend was dat de groenbestekken het beste scoorden op maaibeleid en vakmanschap. Diploma’s en papieren vinden opdrachtgevers heel belangrijk. Hetzelfde geldt voor het maaibeleid. Vooral het maaien van bermen is uitgebreid vastgelegd en beschreven in groenbestekken. Dat komt denk ik door de grote aandacht voor biodiversiteit in het bermbeheer. Klimaatadaptatie speelt nog niet zo heel lang een grote rol.’

Hebben jullie de lat misschien te hoog gelegd?

‘We hebben een oplossing bedacht omdat het in de praktijk niet mogelijk lijkt om de maximale score op onze scoringsladder te halen. Als een groenbestek 70% van  ambitieniveau 1 of 2 scoort, dan is dat voldoende om aan dat ambitieniveau te voldoen. Het wordt dan misschien aantrekkelijk voor opdrachtgevers en beheerders om voor de 71% te gaan, maar dat is niet zo erg. Die 71% heb je namelijk niet zomaar binnen. Op alle beheerprincipes moet je dan nog steeds heel goed scoren.’

Is het mogelijk om heel Nederland klimaatadaptief te beheren?

‘Dat zou natuurlijk ideaal zijn, maar dat hangt sterk af van de ambities van gemeentes en waterschappen. Daarnaast kan het voorkomen dat klimaatadaptief en biodivers beheer met elkaar botsen. Als je bijvoorbeeld een ruige berm of een grasveld beheert met het oog op een grote biodiversiteit, dan ruim je het maaisel op. Dat noemen we verschralen en dat is goed voor de bodem. Het maaisel kan zo niet verteren en voedingsstoffen aan de grond geven. Maar voor klimaatadaptatie willen we dat de bodem juist veel organische stoffen bevat. Daardoor kan het meer water vasthouden. Dat betekent dat je het maaisel klein moet maken en daarna moet laten liggen. Op zo’n moment is het de vraag of je daar meer vlinders wilt of meer regenwater wilt opvangen. Dat is iets waar je samen uit moet zien te komen.’

Wat hoop je dat er nu gaat gebeuren met jullie onderzoek?

‘Ik hoop dat het CROW het voortouw neemt om samen met opdrachtgevers en aannemers een groenbestek op te stellen dat recht doet aan ons onderzoek. Het zou mooi zijn als er binnen nu en twee jaar een klimaatadaptief bestek ligt waar iedereen achter staat.’

Nog een laatste vraag: wat heeft je zelf het meest verrast tijdens je onderzoek?

‘Wat me erg verrast heeft, is hoe moeilijk het was om al onze beheerprincipes meetbaar te maken en hiervoor de juiste criteria te vinden. Dat is een heel ingewikkeld proces geweest. Daar hebben we veel over gediscussieerd. Het kostte ook heel veel tijd om voor elk beheerprincipe een duidelijk onderscheid te maken tussen de verschillende ambitieniveaus. Neem bijvoorbeeld het beheerprincipe vegetatiehoogte. Hoe maak je dat klimaatadaptief? Als je tien hoveniers bij elkaar zet, krijg je daar tien verschillende meningen over. Voor het CROW en de projectgroep van het KNCL is het de opgave om de verschillende ambitieniveaus voor de beheerprincipes nog beter uit te werken.’

Over Aron en Dirk Jonker

De broers Aron en Dirk Jonker studeerden in juni 2020 samen af aan de hogeschool Van Hall Larenstein in Velp. Ze hebben daar in deeltijd de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting gevolgd, met als uitstroomprofiel Management buitenruimte. Naast hun studie werkten ze voor het familiebedrijf, groenbeheerder J. Jonker & Zn in Katwijk. Hier werken ze allebei nog steeds.