Klimaat dwingt gebiedsontwikkelaars tot anders denken en investeren
Steden moeten meer ‘waterrobuust’ en hittebestendig worden. In landelijk gebied moeten er meer retentiegebieden voor regenwater komen en het is ook een optie om grond 'uit te ruilen' tussen land- en tuinbouwgebied en minder kwetsbare natuur. Die raadgevingen geven de Zeeuwse gedeputeerde Ben de Reu en dijkgraaf Hans Oosters, namens respectievelijk de provincies (IPO) en de Unie van Waterschappen medeondertekenaars van het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie 2018, aan gebiedsontwikkelaars in een gesprek met GO.nu. De namens VNG aangeschoven burgemeester van Lelystad, Ina Adema, tekent hierbij aan dat het bij alle klimaatadaptieve plannenmakerij niet altijd een kwestie is van meer geld, maar vooral van geld op een andere manier besteden. Onder meer door plannen voor klimaatadaptatie te combineren met andere ruimtelijke- en onderhoudsplannen.
Klimaatcheck
“Het is nadrukkelijk een opgave in zowel het stedelijk als het landelijk gebied”, benadrukt Unie-voorzitter Oosters over het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie 2018 dat op Prinsjesdag aan de Eerste en Tweede Kamer werd gepresenteerd. Dit als onderdeel van de jaarlijkse rapportage over waterveiligheid en beschikbaarheid van zoet water in Nederland. Hoeveel werk er precies aan de winkel is, moet blijken uit de klimaatcheck die alle gemeenten nu uiterlijk in 2019 moeten hebben uitgevoerd. Oosters: “De uitvoeringsagenda die aan de hand van die stresstest wordt opgesteld, is tegelijkertijd een vingerwijzing voor hoe we in omgevingsvisies de ruimtelijke inrichting naar de toekomst toe zullen moeten vormgeven, willen we de gebouwde omgeving minder kwetsbaar maken voor de gevolgen van de klimaatverandering.”
Lokaal en regionaal maatwerk
“Niemand kan het alleen”, voegt gedeputeerde De Reu daaraan toe: “De toenemende wateroverlast, hittestress en droogte zullen vooral lokaal en regionaal worden ervaren. Voor ruimtelijke adaptatie ligt het accent daarom sterk op inspanningen en inzet van alle gemeenten, waterschappen en provincies. Het gaat vooral om maatwerk. Dat vraagt om formulering van beleid en maatregelen op lokaal en regionaal niveau, met een koppeling met andere ruimtelijke opgaven zoals woningbouw en energietransitie.” Als bestaande “mooie voorbeelden” van dergelijke lokale en regionale samenwerkingsverbanden noemt De Reu ‘Uitnodiging Zuid-Nederland’, ‘Kop van de Betuwe’, ‘Rijk van Nijmegen’, ‘Noordelijke Vechtstromen’, de ‘Living Labs’ in Dordrecht en Overijssel, en het programma ‘Klimaatadaptatie Zeeland’. “De medeoverheden (gemeenten, provincies en waterschappen, red.) spraken met de Deltacommissaris af dat zij er zorg voor dragen dat de bedoelde samenwerking uiterlijk 1 januari 2018 landsdekkend is gerealiseerd”, aldus De Reu.
Mee koppelen met andere plannen
Lelystad werkt, geeft Adema aan, in Flevoland als “niet zo grote provincie” op ruimtelijk gebied al nauw samen met omliggende gemeenten, de provincie, het waterschap en ook met andere partijen zoals woningbouwcorporaties. Voor Lelystad verwacht ze geen “gekke dingen” uit de stresstest: “De stad is niet organisch gegroeid, maar ontworpen met veel groen en water. Maar in oude binnensteden zie je veel verstening. Daar zullen bewoners meer last krijgen van hittestress. Tenzij je als stad bijvoorbeeld, als je toch al gaat herstructureren, meer met water en groen gaat werken. Iedere gemeente is weer anders. Daarom is het ook goed dat we per gebied gaan kijken hoe het ervoor staat en welke aanpak er qua klimaatadaptatie nodig is en dat ook mee koppelt met andere stedenbouwkundige plannen.” Dan vergt klimaatadaptatie volgens haar ook vaak niet veel extra investeringen: “Het gaat meer over denken en investeren op een andere manier.“ Vooral van dat laatste is het volgens Adema belangrijk dat dit “tussen de oren komt” van gebiedsontwikkelaars, planologen en stedebouwkundigen: “Want klimaatadaptatie moet je in een vroeg stadium meenemen met andere plannen voor herstructurering of onderhoud, anders ben je te laat.” Het vergt volgens haar een nieuwe manier van werken. “Zo’n kanteling is altijd lastig. Dat gaat niet van vandaag op morgen. Maar ik heb er vertrouwen in dat het uiteindelijk wel gaat lukken.”
Comeback van de stoeprand
Unie-voorzitter Oosters denkt dat de noodzaak van klimaatadaptatie nu ook echt tot ‘Den Haag’ is doorgedrongen en dat het nieuwe kabinet over de brug komt met jaarlijks 230 miljoen euro. Een substantieel bedrag is volgens Deltacommissaris Wim Kuijken voor de komende vijf jaar ieder jaar extra nodig als financiële ondersteuning voor provincies, waterschappen en gemeenten voor het versneld nemen van klimaatmaatregelen tegen wateroverlast, droogte, hittestress en overstroming. In steden denkt Oosters aan maatregelen als het ‘dimensioneren’ van rioleringsstelsels, zodat die wel bestand zijn tegen zware regenbuien, het bufferen van regenwater met groen op daken, gedraineerde tuinen, het verdiept aanleggen van waterpleinen, zoals Rotterdam al doet, en waterdoorlatende parkeerplaatsen. En Oosters voorziet de ‘comeback van de stoeprand’. “Want daarmee voorkom je dat zoals nu in straten zonder stoepranden bij een flinke regenbui het water zo de huizen en winkels in loopt.”
Uitruil van grondfuncties
In landelijk gebied is behoefte aan meer opvangcapaciteit voor regenwater in ‘retentiegebieden’, vooral voor de land- en tuinbouw in periodes van langdurige droogte. Tegelijkertijd vindt Oosters dat er moet worden gekeken naar de ligging van land- en tuinbouwgebieden: “Sommige van die gebieden liggen nu veel te kwetsbaar bij een hevige hoosbui. Een optie in zo’n geval is uitruil van grondfuncties met een minder kwetsbaar gelegen natuurgebied in de buurt.” De provincie Limburg koos al voor die aanpak, na de hevige wateroverlast daar in 2016: “Het Waterschap Limburg schreef samen met de provincie en gemeenten een plan dat voorziet in de verhuizing van land- en tuinbouwgebieden in beekdalen naar hoger gelegen locaties, waar natuurontwikkeling was gepland.”
Auteur: Paul Hazebroek
Bron: Gebiedsontwikkeling.nu