City Deal Klimaatadaptatie: het verschil maken in de eindsprint

Gepubliceerd 1 oktober 2019

De City Deal Klimaatadaptatie is een samenwerkingsovereenkomst tussen tientallen partners. Samen willen zij een doorbraak in de aanpak van klimaatadaptatie in Nederlandse steden bereiken. De City Deal ging in 2016 van start en loopt tot oktober 2020. De betrokken partners zetten nu een eindsprint in om nóg meer ervaring uit te wisselen, complexe uitdagingen uit te diepen, kennistrajecten te initiëren en nationale belemmeringen weg te nemen. Welke belemmeringen dat precies zijn, was onderwerp van gesprek tijdens de jaarlijkse ontmoeting van publieke en private bestuurders in Breda.

De spirituele sfeer in de Lutherse Kerk verleidde de moderator om een kaarsje voor het klimaat aan te steken en Deltacommissaris Peter Glas tot een pleidooi om het begrip samenwerking vanuit liefde te benaderen, want “de liefde zoekt zichzelf niet”. Dit perspectief kwam bij meerdere sprekers terug.

Grenzen verleggen

Hanneke van der Heijden van woningcorporatie Woonstad verklaart het succes van de samenwerking met de gemeente Rotterdam en de Rotterdamse waterschappen grotendeels vanuit de bevlogenheid van vakmensen en de wil om over de grenzen van hun organisaties heen te stappen. Verplaatsen in de situatie van bewoners is een voorwaarde voor het vinden van oplossingen in een buurt als het Oude Noorden, met weinig openbare ruimten en veel verharding. Samenwerken is hier een kwestie van volhouden. In zo’n traject gaat het over tientallen maatregelen en net zoveel onderhandelingstafels. Waar geld begint, houdt samenwerking vaak op, is ook de ervaring van Ed Anker, wethouder in Zwolle. “Samenwerken betekent echt van de ander begrijpen wat hij nodig heeft.” En dat is iets wezenlijk anders dan “bij de ander een zak geld komen ophalen.”

Zelfredzaamheid

Een ander voorbeeld van een complex samenwerkingsvraagstuk is de evacuatiestrategie die Dordrecht inzet als hefboom voor gebiedsontwikkeling. Als enige stad in Nederland heeft Dordrecht een evacuatiestrategie, ingegeven door de extreem kwetsbare situatie tussen stormvloeddreiging op de Noordzee én het hoogwater vanuit de Rijn en Maas. En ook al is het beschermingsniveau hoger dan ooit, toch houdt de gemeente rekening met een overstroming. Wethouder Piet Sleeking vertelt dat hij in zijn eigen woning met tweede verdieping zelfredzaam kan zijn “met een paar flessen water en blikken eten.”

Veilige haven

Maar dat geldt niet voor iedereen. Aanvullend op dit basisbeginsel van zelfredzaamheid onderzoekt de gemeente daarom nu de mogelijkheden om het hoger gelegen buitendijkse gebied De Staart in te richten als een veilige haven, een schuilplaats waar mensen die niet zelfredzaam kunnen zijn binnen 48 uur naartoe kunnen. Het eiland heeft daarvoor voorzieningen nodig die blijven draaien indien het écht misgaat: energie, internet, gezondheidszorg, drinkwater en afvalwater. Uit internationaal onderzoek blijkt dat zo’n ‘save haven’ bovendien enorm bijdraagt aan succesvolle wederopbouw. Maar op De Staart is meer aan de hand. Het is een gebied met veel industrie. Economische investeringen zijn nodig voor zowel de vitalisering van deze industrie als ook voor het mogelijk maken van woningbouwprogramma’s. Binnen de bestaande milieucontouren is dat nu nog vrijwel onmogelijk. Deze combinatie van waterveiligheid, economie en gebiedsontwikkeling is zo uniek dat samenwerken met de Rijksoverheid hierin verder gaat dan het Deltaprogramma alleen. Voor Dordrecht is het van belang dat ook de ministeries van Binnenlandse Zaken en Economische Zaken participeren in het planproces.

Vitale functies

Nieuwe vormen van interdepartementaal samenwerken zijn hard nodig bij complexe opgaven in de stad. Deltacommissaris Peter Glas beaamt dat een betere bescherming van vitale functies en netwerken ook zo’n voorbeeld is. Rob Koeze van de City Deal-werkgroep Meerlaagsveiligheid toont aan dat die kwetsbaarheid in een aantal regio’s nu goed is onderzocht. Maar het maken van afspraken over maatregelen overstijgt de rol van een individuele gemeente of provincie, voor wie landelijke netwerkbeheerders of internationale industrieconcerns vaak veel te grote partijen zijn. ”Het klimaatadaptatief maken van vitale functies en netwerken kan daarom niet bij één overheid worden neergelegd, maar vraagt om een gezamenlijke aanpak op alle bestuurlijke niveaus.”

Decentralisatie

Dat ministeries in dit soort specifieke opgaven gezamenlijk moeten optrekken is essentieel, maar niet eenvoudig, geeft Emiel Reiding toe. Hij is directeur van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). “Net als bodemdaling is klimaatadaptatie een miljardendossier. Het gevaar daarin is dat het van ons allemaal is en daarmee ook van niemand.” Decentralisatie betekent in dit geval daarom niet simpelweg ‘los het samen in de regio op’. In navolging van de NOVI gaat de Rijksoverheid weer actiever participeren met zogenaamde omgevingsagenda’s. En hoe beter de steden en regio’s daarin hun eigen visie helder hebben, hoe makkelijker het wordt om samen met de Rijksoverheid tot integrale en bovenlokale keuzes te komen.

Wil je meer weten over City Deal Klimaatadaptatie in het algemeen of de bestuurlijke ontmoeting in Breda van 26 september? Kijk dan op www.citydealklimaatadaptatie.nl