‘Betere coördinatie rond blauwalg nodig’
Adaptatie aan blauwalg blijkt een uitdaging
Hoe warmer het is, hoe meer last de blauwalg kan opleveren voor zwemmers. Er bestaat een landelijk Blauwalgenprotocol, maar in de praktijk werkt dat onvoldoende, aldus Miquel Lurling van Wageningen UR. Hoog tijd voor betere coördinatie, aldus de aquatisch ecoloog.
Mei was de warmste meimaand in ruim 300 jaar. De gemiddelde temperatuur was 16,5⁰C en op maar liefst 20 dagen steeg de temperatuur boven de 20⁰C. Daarmee was deze maand ideaal voor de groei van blauwalg, een eencellig organisme dat ook wel bekend staat als blauwwier of cyanobacterie. In warm, voedselrijk water gedijen blauwalgen het best. Ze produceren gifstoffen – cyanotoxines – waar zwemmers ziek van kunnen worden. Klachten zijn onder meer hoofdpijn, misselijkheid, maagkramp, huiduitslag en een geïrriteerde neus en keel. Langdurige blootstelling kan zelfs zenuwschade veroorzaken.
Protocol
In Nederland is sinds 2010 een Blauwalgenprotocol van kracht. Dat is opgesteld door de Werkgroep Cyanobacteriën, een initiatief onder de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA). Dat protocol schrijft voor dat waterbeheerders de kwaliteit van het zwemwater op officiële zwemplekken tussen 1 mei en 1 oktober moeten controleren. Zij testen dan op blauwalg, maar ook op verwekkers van andere ziekten, zoals botulisme en de ziekte van Weil. Als de waterkwaliteit te slecht is, kan er een plaatselijk een negatief zwemadvies of zelfs een zwemverbod volgen. Op de website www.zwemwater.nl, een initiatief van de waterschappen, provincies en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, staan de actuele waarschuwingen.
Weerbarstige praktijk
Dat klinkt als een goed systeem, maar de praktijk is weerbarstig, aldus Miguel Lurling. Hij is onderzoeker bij de afdeling Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer van Wageningen University. “Het Blauwalgenprotocol kent een aantal grote hiaten”, waarschuwt hij. “De tests meten niet de gifstoffen, maar kijken alleen naar een aantal potentieel giftige soorten in het water. Maar niet naar alle. En blauwalgen die op de bodem leven, zijn vrijwel volledig buiten beeld.”
Een ander probleem ligt aan de uitvoeringskant. Soms vaardigen verantwoordelijke instanties een zwemverbod uit, terwijl achteraf blijkt dat er niets aan de hand was. “Dat gebeurde bijvoorbeeld bij de Kralingse Plas in 2012”, vertelt Lurling. “Het publiek lapte het zwemverbod aan de laars en werd niet ziek. Dat draagt niet bij aan geloofwaardigheid. En dat kan dan weer tot problemen leiden als er wel iets aan de hand is.”
Te luchtig
Daarnaast ontbreekt het aan goede voorlichting, vindt hij, onder meer over de mogelijke gevolgen van het binnenkrijgen van de toxines en wat je kunt doen om de gevolgen te beperken. Lurling citeert de website Zuiderzeeland.nl: “Zwemmers kunnen maag- en darmstoornissen ondervinden en levercellen kunnen beschadigd raken. De verschijnselen houden ongeveer vijf dagen aan en verdwijnen vanzelf." Lurling vindt dat te luchtig: “De toxines waar we het over hebben zijn behoorlijk potent. Met name rond mogelijke langetermijneffecten is veel onduidelijk. Wat we wel weten is dat de gifstoffen die leverschade veroorzaken, en ook in Nederland het meeste voorkomen, ook stoffen zijn die kankergroei bevorderen.”
Een andere uitdaging is de link met de gezondheidszorg. Binnen de kring van professionals die zich in Nederland met de blauwalg bezighouden, zijn experts in volksgezondheid ondervertegenwoordigd, aldus Lurling. Ook bij artsen, onder wie huisartsen, ontbreekt het aan actuele kennis. “Hetzelfde geldt voor dierenartspraktijken”, zegt hij. “We vermoeden dat er in Nederland honden overlijden aan blauwalgvergiftiging, maar dat hebben we slechts een paar keer met redelijke zekerheid kunnen vaststellen. Dat komt doordat we meestal geen weefsel hebben om een zaak te maken.”
Hoger op de agenda
Nu het klimaat warmer wordt, is het daarom belangrijk dat de blauwalgproblematiek hoger op de agenda komt, concludeert Lurling. Een aantal zaken is daarbij belangrijk: wetenschappelijk onderzoek naar het voorkomen van blauwalg en ontwikkelingen die we kunnen verwachten in een warmer Nederland; een vertaling van dat onderzoek naar een update van het Blauwalgenprotocol; betere publiekscommunicatie; en betere betrokkenheid van de gezondheidszorg.
En, ook niet onbelangrijk: zwemmers zouden volgens Lurling ook zelf wat meer verantwoordelijkheid moeten nemen. “Ik vind dat mensen ook zelf mogen nadenken over of ze wel of niet in een groene soep springen”, zegt hij lachend in een uitzending van Omroep Gelderland.