Uitzakken grondwaterstand

De balans tussen neerslag en verdamping is van grote invloed op de grondwaterstand. Hoe vaker en langer er een neerslagtekort is, hoe vaker en verder de grondwaterstand zal uitzakken, vooral in niet-peilgestuurde gebieden. Hoe sterk de grondwaterstand daalt, is afhankelijk van de hydrologische situatie. In kwelgebieden bestaat bijvoorbeeld minder kans op grote dalingen van de grondwaterstand door een neerslagtekort dan in infiltratiegebieden. Daarnaast zijn er allerlei lokale factoren die de grondwaterstand beïnvloeden, zoals het oppervlaktewaterpeil, het ontwateringssysteem, de doorlatendheid van de bodem, maaiveldhoogteverschillen, grondwateronttrekkingen en vooral in steden de aanwezigheid van ondergrondse constructies, bomen of lekke riolen. Als de grondwaterstand ver uitzakt, kan dit negatieve gevolgen hebben:

  • Stedelijk groen, landbouwgewassen en natuur kunnen verdrogen, doordat wortels geen water meer kunnen onttrekken. Mogelijke gevolgen daarvan zijn: extra groenbeheerkosten, bladverlies, sterfte en natuur- en bermbranden.
  • Er kan schade ontstaan aan gebouwen en infrastructuur door lokale bodemdaling, ook wel ‘verschilzetting’. Dit kan leiden tot scheuren, scheefstand van gebouwen, loszittende trottoirtegels en gebroken leidingen.
  • Er kan schade ontstaan aan houten (paal)funderingen. Als houten paalfunderingen niet de hele tijd onder water staan, komt er zuurstof bij de palen. Daardoor kunnen er schimmels gaan groeien die het hout geleidelijk afbreken en de stabiliteit van het bovenliggende gebouw verminderen. Ook dit kan leiden tot scheuren, scheefstand en gebroken leidingen.

Het aantal mogelijke gevolgen van het uitzakken van de grondwaterstand is dus heel groot. Het is daarom bij een stresstest verstandig om naar de ontwikkeling van de grondwaterstanden te kijken.

Het Deltaprogramma Zoetwater heeft de verandering van de grondwaterstanden landsdekkend voor verschillende klimaatscenario’s en zichtjaren in kaart gebracht. Daarvoor zijn de gemiddeld laagste grondwaterstanden (GLG) in beeld gebracht. Aan de hand van deze kaarten kan indicatief worden afgeleid waar en hoe sterk grondwaterstanden dalen ten opzichte van de huidige standen als het klimaat volgens een droog scenario verandert. Hiervoor is de volgende basisinformatie beschikbaar:

Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG)

De grondwaterstanden volgen de seizoenen. In de zomer zakken de standen als gevolg van het neerslagtekort uit. Hoe verder de grondwaterstand uitzakt, hoe groter de kans is dat er schades ontstaan. Als maat voor de zomerse uitzakking wordt de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) gebruikt. De GLG is het gemiddelde van de drie laagst waargenomen grondwaterstanden per jaar, over een periode van minimaal acht jaar. De GLG is dus geen extreem droge situatie. In een stabiel klimaat treden GLG-omstandigheden zo vaak op, dat objecten en functies meestal daarop zijn ingesteld. Maar als de grondwaterstand ver wegzakt onder de GLG of zelfs onder de laagst opgetreden historische grondwaterstand, kan dat verschillende negatieve gevolgen hebben. Verder kunnen door het veranderend klimaat zomers structureel droger worden, waardoor de GLG zelf ook kan veranderen. Het kaartverhaal 'Laagste grondwaterstanden' toont daarom hoe de grondwaterstand kan veranderen in een droog klimaatscenario. Er is een kaart die de GLG in de huidige situatie weergeeft en een kaart die toont hoe de GLG is veranderd in 2050.

Functies of objecten die het meest kwetsbaar zijn voor een daling van de GLG vind je op de plaatsen waar onder de huidige omstandigheden het uitzakken van de grondwaterstand al tot knelpunten leidt. Denk bijvoorbeeld aan gebieden met woningen waarvan de top van houten paalfunderingen nu al (bijna) droogstaan. Zoek daarom vooral in gebieden waarin de GLG in 2050 volgens de kaarten gedaald is met meer dan enkele centimeters naar objecten of functies die daar gevoelig voor zijn.

In de wintermaanden kan de grondwaterstand in 2050 juist hoger staan dan nu, omdat neerslag dan  toeneemt door klimaatverandering. Zie hiervoor de kaart Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) in de kaartviewer van de Klimaateffectatlas, onder ’Effecten’. Of bekijk het kaartverhaal 'Grondwateroverlast'. Als je naar het hele jaar kijkt, zou je dus kunnen zeggen dat door klimaatverandering de dynamiek in de grondwaterstanden toeneemt.

Grondwaterstand in een droog jaar

De grondwaterstand kan in jaren met een groot neerslagtekort ver onder de GLG dalen, wat tot extra en grotere gevolgen kan leiden. Representatief hiervoor zijn de grondwaterstanden aan het eind van de droge zomerperiode van 1976. De landelijke kaart in het kaartverhaal 'Laagste grondwaterstanden' van de Klimaateffectatlas toont deze grondwaterstanden van het jaar 1976. Deze zijn berekend met het Nationaal Water Model. De 2050-kaart in het kaartverhaal laat zien hoeveel lager of hoger de grondwaterstand na een droge zomer ligt als het klimaat zich volgens het WH-scenario ontwikkelt. De plaatselijke verhoging van de grondwaterstand die je op deze verschilkaart ziet, is een effect van de toegenomen neerslag in de winter.

Aandachtspunten Grondwaterinformatie

Voor het gebruik van de landelijke grondwaterstandkaarten (GLG en GHG) gelden de volgende aandachtspunten:

  • De kaarten zijn uitkomsten van het Nationaal Water Model en geven een indicatief beeld op een resolutie van 250x250 meter.
  • De lokale grondwaterstanden kunnen afwijken door allerlei plaatselijke omstandigheden, zoals bodemopbouw, watersysteem, wijze van draineren, etc. Vooral in stedelijk gebied is de bodemopbouw en het hydrologisch systeem als gevolg van menselijke ingrepen erg gevarieerd. Die variaties op lokaal niveau kunnen niet worden verwerkt in het gebruikte landsdekkende model en komen dus niet tot uiting in de kaarten.
  • Voor de 2050-kaarten zijn de Deltascenario’s gebruikt. Dit zijn combinaties van de KNMI’23-klimaatscenario’s en scenario’s van de economische ontwikkeling in Nederland.
  • Wil je de kwetsbaarheid en het handelingsperspectief nauwkeurig vaststellen, bijvoorbeeld op wijk- of straatniveau? Dan is extra lokale informatie noodzakelijk, zoals informatie uit peilbuizen of gemeentelijke grondwatermeetnetten. Deze gegevens, samen met recente ervaringen uit 2018, 2019, 2020 en 2022, kun je gebruiken om een beeld te krijgen van de plaatselijke grondwaterstandsdaling in een extreem droog jaar.