Ga naar de inhoud
logo kennisportaal klimaatadaptatie (naar homepage)
Direct naar
  • Over ons
  • Bibliotheek
  • English
  • Caraïben
  • Helpdesk
  • Home
  • Actueel
  • Aan de slag
  • Kennisdossiers
  • Hulpmiddelen
  • Voorbeelden
  • Beleid & programma's
  • Over ons
  • Bibliotheek
  • English
  • Caraïben
  • Helpdesk
  1. Home ›
  2. Sponswerking ›
  3. Sponswerking in verschillende landschappen ›
  4. Vraag en antwoord index

Vraag en antwoord index

Hoge zandgronden

Op de hoge zandgronden speelt grondwater een centrale rol in de sponswerking. Door ontwatering is het natuurlijke vermogen van het landschap om water vast te houden sterk verminderd. Hoe sterker een gebied is ontwaterd, hoe sneller regenwater wordt afgevoerd in plaats van opgenomen. Daarnaast verlaat veel grondwater het gebied door onttrekkingen voor drinkwater, industrie en beregening. Ook bereikt minder regenwater de ondergrond doordat naaldbossen en gewassen meer water verdampen.

Maatregelen als het dempen van sloten, het verhogen van waterpeilen, het laten meanderen van beken en het verwijderen van drainagebuizen helpen om water langer vast te houden en de afvoer te vertragen. Dit vergroot de sponswerking, maar kan lokaal ook leiden tot hogere grondwaterstanden en meer kans op wateroverlast.

Naast het verminderen van ontwatering is het ook belangrijk om de spons gevuld te houden: minder grondwater onttrekken, verdamping beperken en infiltratie stimuleren. Zo blijft er meer water beschikbaar in droge perioden.

In de regionale sponsstrategie Zwolle wordt bijvoorbeeld gewerkt aan herstel van de sponswerking in het omliggende zandlandschap.

Heuvellandschap (Limburg)

Het Limburgse heuvelland heeft van nature een sterke sponswerking. Water infiltreert hier makkelijk in de bodem en vult diepere grondwaterlagen aan. Daardoor blijft er zelfs in droge perioden relatief veel water beschikbaar. Tijdens de extreme neerslag in juli 2021 werd in het Geuldal bijvoorbeeld ongeveer 70% van de regen in het gebied zelf geborgen.

De natuurlijke sponswerking kan verder worden verbeterd met maatregelen als:

  • Herstel van natuurlijk grasland en herbebossing.
  • Aanleg van drempels op akkerland om afstroming te vertragen.
  • Hermeandering van beken, zodat water langer in het gebied blijft.

Daarnaast kunnen ook technischemaatregelen bijdragen, zoals reservoirs, regenwaterbuffers, actieve grondwaterberging en het afkoppelen van verharde oppervlakken. Bij reservoirs is actief beheer cruciaal: ze moeten gevuld zijn om droogte te bestrijden, maar bij verwachte clusterbuien tijdig worden geleegd om voldoende piekberging te bieden.

Voorbeelden uit de praktijk:

  • Onderzoek natuurlijke maatregelen WRL: laat zien hoe natuurgebaseerde oplossingen de sponswerking in heuvelachtige gebieden versterken.

  • Noordelijke IJsselvallei – KLIMAP: een regionale aanpak waarin onderzocht is hoe klimaatadaptieve sponsmaatregelen in verschillende landschapstypen samen kunnen werken binnen één gebied.

Klei- en veengebieden / polders

In veenweide- en kleipolders bepaalt het peilbeheer in hoge mate hoe goed de sponswerking functioneert. Door de lage ligging, kleine hoogteverschillen en ondiepe grondwaterstanden is de ruimte voor waterberging hier beperkt. Het type bodem – klei, veen of een combinatie daarvan – bepaalt bovendien het doel van de wateropvang.

In veengebieden helpt vernatting niet alleen om meer water vast te houden, maar ook om CO₂-uitstoot te verminderen doordat de veenbodem minder inklinkt. In zeekleigebieden ligt de nadruk juist op het tegengaan van verzilting.

Maatregelen zoals vernatting helpen bodemdaling, verzilting en CO₂-uitstoot te beperken. Op landbouwpercelen kan beperkt water in de bodem worden vastgehouden. De mogelijkheden voor extra sponswerking hangen hier dus vooral af van slim peilbeheer en zorgvuldig ruimtegebruik.

In de studie Verkenning toekomstbeelden klimaat en waterbeheer Fryslân is onderzocht hoe verschillende landschapstypen samenhangen en hoe sponsmaatregelen in polders kunnen bijdragen aan een toekomstbestendig watersysteem voor de provincie.

Stroomgebieden van Rijn en Maas

Bij de Rijn zorgt sneeuw en ijs in de Alpen nu nog voor natuurlijke waterberging, maar deze buffer neemt in de komende decennia af door klimaatverandering. Bij de Maas is de sponswerking vooral afhankelijk van grondwaterberging en stuwmeren, zoals bij de Roer. Deze helpen om de rivierafvoer in droge perioden stabiel te houden.

Veranderingen in landgebruik binnen Nederland hebben maar een beperkte invloed op de afvoer van deze grote rivieren. De afvoer wordt vooral bepaald door processen in de bovenstroomse gebieden. Toch kan Nederland wel bijdragen aan een veerkrachtiger riviersysteem door ruimte te geven aan water. Verdere toepassing van Ruimte voor de Rivier-maatregelen helpt om het toenemende risico op overstromingen te beperken.

Het programma Ruimte voor de Rivier laat zien hoe maatregelen als uiterwaardvergraving, dijkverlegging en waterberging langs de grote rivieren de veiligheid vergroten en tegelijk kansen bieden voor natuur en recreatie.

Grote meren en plassen

Grote meren en plassen spelen een belangrijke rol in het vasthouden en verdelen van water. Ze fungeren als natuurlijke buffers: in de winter vangen ze overtollig water op, en in droge zomers leveren ze zoetwater aan het achterland.

Het peilbeheer is bepalend voor de werking van dit systeem. Vaak wordt gewerkt met een tegennatuurlijk peil: een lager peil in de winter en een hoger peil in de zomer. Dit is gunstig voor de veiligheid en de zoetwatervoorziening, maar kan nadelig uitpakken voor lokale natuurdoelen.

Door water langer vast te houden in het achterland – bijvoorbeeld via piekbergingen – en zorgvuldig peilbeheer toe te passen, kan het systeem robuuster worden.

In de Achteroever Koopmanspolder wordt geëxperimenteerd met flexibel peilbeheer en tijdelijke waterberging. Deze aanpak laat zien hoe natuurlijke dynamiek en waterbeheer kunnen samengaan in het vergroten van de sponswerking van grote meren.

Stedelijk gebied

In stedelijke gebieden richt de sponswerking zich vooral op het opvangen van korte, hevige regenbuien om wateroverlast te voorkomen. Droogte speelt een kleinere rol, al dragen sommige maatregelen ook bij aan het verminderen van hittestress.

Omdat ruimte schaars is en de bebouwing dicht op elkaar staat, zijn stedelijke sponsmaatregelen meestal kleinschalig en technisch van aard. Voorbeelden zijn:

  • Het afkoppelen van regenwater van het riool, zodat het water lokaal kan infiltreren of tijdelijk wordt opgeslagen.
  • Het verminderen van verhard oppervlak, waardoor meer ruimte ontstaat voor groen en water.
  • Het aanleggen van wadi’s, groene daken of infiltratievoorzieningen, die helpen piekbuien op te vangen en de stad te verkoelen.


Delen
  • Delen op Facebook
  • Delen op LinkedIn
  • Delen op Whatsapp
  • Delen op Bluesky

Heb je vragen over klimaatadaptatie? Of ben je op zoek naar ervaringen met klimaatadaptatie in de praktijk?

  • Stel je vraag over klimaatadaptatie of deze website via de helpdesk.
  • Leer van anderen via  het team van Samen Klimaatbestendig.
  • Blijf op de hoogte van alle nieuwtjes via LinkedIn en via de nieuwsbrief.

Samen Sneller Klimaatbestendig!

Het Kennisportaal Klimaatadaptatie is dé informatiebron voor iedereen die werkt aan klimaatadaptatie. Je vindt hier praktische informatie, handige hulpmiddelen, inspirerende voorbeelden en het laatste nieuws.

Over deze website

  • Over ons
  • Disclaimer
  • Privacyverklaring
  • Contact
  • Archief
  • Toegankelijkheid

Volg ons

LinkedIn