Nijmeegs onderzoek: nog geen hittebeleid in helft van de gemeenten
Hoe is het gesteld met de kennis over hittestress en de ontwikkeling van hittebeleid in Nederlandse gemeenten? Wat bepaalt de overwegingen van gemeenten om wel of geen hittebeleid te ontwikkelen? Een onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen geeft antwoord op deze vragen. De basis is een enquête die door 192 gemeenten (de helft van alle gemeenten) is ingevuld.
Het onderzoek omvat ook interviews met beleidsmedewerkers van de gemeenten Almere, Arnhem, Meierijstad en Den Haag en met medewerkers van de Nationale Adaptatie Strategie (NAS), Klimaatverbond Nederland en het kennisconsortium Klimaatbestendige Stad van de Hogeschool van Amsterdam.
Helft heeft geen hittebeleid
Gemeenten beschouwen hun eigen kennis over hittestress als relatief laag, zo toont het Nijmeegse onderzoek van Leon Heger aan. Slechts 10 procent omschrijft die kennis als ‘hoog’ of ‘zeer hoog’. Het gebrek aan kennis lijkt beleidsontwikkeling te bemoeilijken: slechts 4 procent van alle gemeenten heeft gericht beleid tegen hittestress. De helft heeft geen enkele vorm van hittebeleid. De rest neemt wel maatregelen die helpen tegen hittestress, maar enkel als bijeffect van andere maatregelen.
Stresstesten nemen toevalsfactor weg
Het onderzoek geeft een aantal verklaringen voor die verschillen. Allereerst spelen lokale, specifieke omstandigheden een rol. In koplopergemeenten is er vaak een combinatie van goede timing en persoonlijke interesses en prioriteiten van beleidsmakers. Vaak komt er bij toeval aandacht voor hitte. In Den Haag gebeurde dat bijvoorbeeld toen deze stad uit onderzoek naar voren kwam als de heetste van Nederland. Die eerste fase, het kijken naar hitte binnen de eigen gemeente, lijkt een essentiële stap te zijn om urgentie en draagvlak te creëren. De stresstesten kunnen deze rol gaan invullen; ze kunnen die toevalsfactor wegnemen.
Niet specifiek een stedelijk probleem
Ten tweede wordt hitte vaak gezien als een stedelijk probleem. De Klimaateffectatlas laat echter zien dat dorpen in 2050 evenveel hete nachten zullen ondervinden als steden in de huidige situatie (2018). Daarnaast zullen dorpen relatief snel vergrijzen, waardoor de hittekwetsbaarheid daar relatief sneller toeneemt. Het is daarom belangrijk hitte niet te framen als een stedelijk probleem, aldus het onderzoek. Een gedifferentieerde aanpak is aan te bevelen. De focus in stedelijk gebied kan bijvoorbeeld liggen op de inrichting van de stad, terwijl er in niet-stedelijke gemeenten vooral veel kansen zijn in de sociale omgeving en zorgsector.
Voor algemene leefbaarheid
De negatieve gevolgen van hitte worden vaak pas langzaam zichtbaar, terwijl preventieve maatregelen nu al nodig zijn. Veel partijen zien de urgentie onvoldoende. Het onderzoek raadt aan maatregelen niet als hittemaatregelen te presenteren, maar als beleid dat in algemene zin goed is voor de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de gemeente. Almere is een mooi voorbeeld van hoe hittemaatregelen onderdeel zijn van een algehele benadering gericht op een gezonde en prettige leefomgeving.
Ontwerprichtlijn nodig
Gemeenten geven aan niet te weten waar het hittebeleid aan moet voldoen, zo concludeert het onderzoek. Ze missen handelingsperspectief. Een ontwerprichtlijn die aangeeft hoe nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of renovaties op een leefbare manier kunnen plaatsvinden, kan in die behoefte voorzien. Het is niet verstandig iedere gemeente zelf het wiel te laten uitvinden, aldus het onderzoek.
Lokale hitteplannen
Madeleen Helmer van Klimaatverbond Nederland, en adviseur hitte en gezondheid van de NAS, kijkt niet op van de conclusies. “Bijna overal starten initiatieven rond klimaatadaptatie vanuit de water- en ruimtelijke-ordeningkant”, zegt ze, “en dus met een heel andere deskundigheid dan die je nodig hebt om hitterisico’s aan te pakken. De overlap zit in het ruimtelijk domein – de vergroening van de stad. Maar vanuit hitterisico’s gedacht zijn er veel belangrijker domeinen voor adaptatiemaatregelen. Bijvoorbeeld zorg en welzijn en de gebouwde omgeving.”
In die context noemt Helmer de Handreiking Lokaal Hitteplan, die eerder dit jaar werd ontwikkeld door het Klimaatverbond en GGD’en, in opdracht van de NAS. De Handreiking helpt partijen bij het ontwikkelen van hun eigen lokale hitteplan. “We werken ernaartoe dat zo veel mogelijk gemeenten in juni, voorafgaand aan het Nationaal Congres Klimaatadaptatie, de intentie uitspreken om in 2020 het lokaal hitteplan ingericht te hebben”, zegt Helmer, “vooral G40-gemeenten. Het lokaal hitteplan kan eigenlijk zo in de lokale adaptatiestrategie worden geschoven.”
Meer weten over dit onderwerp? Bezoek tijdens het Nationaal Congres Klimaatadaptatie op 13 juni de sessie ‘Keuzes bij het maken van een hittebestendige openbare ruimte ’.