Eindrapport: hittegolven en kwetsbare stedelingen
Wat betekent hitte voor de kwetsbaarste stadsbewoners? Welke behoeften hebben zij als het gaat om hitte, welke oplossingen zijn er en wat kan de gemeente hierin betekenen? Dat onderzochten drie instituten uit Den Haag, Leiden, Delft en Rotterdam. Het eindrapport is nu beschikbaar, met conclusies en aanbevelingen. “Steden hebben baat bij een uitgebreid lokaal hitteplan en een hitteregisseur”, zo luidt één van de aanbevelingen.
Eerdere onderzoeken naar 'Haagse Hitte'
Hitteonderzoek gaat in Den Haag al een tijd terug. In 2012 haalde de stad het landelijke nieuws: Den Haag zou van alle Nederlandse steden het grootste ‘hitte-eilandeffect’ kennen. In 2018 bracht de TU Delft de problemen per wijk in kaart in het onderzoek ‘Haagse Hitte’. Daaruit bleek dat Den Haag weliswaar niet heter is dan andere grote steden in Nederland, maar dat het probleem alsnog aanzienlijk is: in de binnenstad en niet-groene wijken ligt de temperatuur ’s zomers, met name ’s nachts, tot ruim 10 graden hoger dan buiten de stad.
Grote gevolgen voor kwetsbare groepen
“Een hittegolf in een stad als Den Haag heeft grote gevolgen voor kwetsbare groepen”, vertelt Sylvia Bergh van het Kenniscentrum Global Governance van de Haagse Hogeschool. “De kwaliteit van leven gaat achteruit, maar de hitte leidt ook direct tot verhoogde sterfte.” De hittegolf van 2016 kostte naar schatting alleen al in Den Haag aan 90 mensen het leven. De hittegolf van 2020 brak alle records, met vijf achtereenvolgende dagen die heter waren dan 35 graden.
Samen met Ashley Richard Longman en Erwin van Tuijl was Bergh hoofdonderzoeker van de studie ‘The effect of heatwaves on vulnerable population groups in The Hague’. Het onderzoek liep van maart tot december 2021. Andere deelnemende instituten waren het International Institute for Social Studies (ISS, Erasmus Universiteit Rotterdam) en het International Centre for Frugal Innovation (ICFI, van de universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam). De gemeente Den Haag financierde het onderzoek, met cofinanciering van de drie instituten.
Eenvoudige maatregelen
Bergh: “Steden kijken steeds vaker integraal naar hun problemen, volgens het adagium ‘gebied, gebouw, gezondheid’”, vertelt Bergh. “Maar als je oud bent en de deur niet meer uitkomt, dan heb je niets aan een park. En als je dan in een sociale huurwoning woont waarin je zelf geen hittemaatregelen kunt nemen, dan blijft alleen je eigen gedrag over om je te wapenen tegen hitte.” Maar het onderzoek liet zien dat veel mensen zelfs de meest eenvoudige dingen niet doen, zoals ramen sluiten tijdens het heetste moment van de dag, en ’s avonds luchten of natte washandjes gebruiken ter verkoeling.
Hitteregisseur
“De kwetsbaarste mensen hebben daar hulp bij nodig”, stelt Bergh. “Maar dan moet je wel eerst in beeld hebben wie dat zijn. Dat was dan ook de eerste vraag in ons onderzoek.” Het onderzoek bracht een aantal zaken naar voren. Bergh: “Woningcorporaties kunnen bijvoorbeeld een grote rol spelen. Verder blijkt dat subsidies niet altijd naar de juiste partijen gaan. Maar bijvoorbeeld ook dat er een sterk verband is met eenzaamheid. Als je kaarten van hittestress en eenzaamheid over elkaar heen legt, zie je grote overlap.”
Een integrale aanpak is dus nodig. “Hitteplannen liggen nu nog vaak in het domein van ruimtelijke ordening”, zegt Bergh, “terwijl je juist ook de link moet leggen met het sociale domein. Die verbindingen zijn er niet altijd. Daarom lijkt het ons goed als steden een hittecoördinator hebben, een hitteregisseur, iemand die het overzicht heeft, en die die links kan leggen.”
Van elkaar leren
Eenvoudige en goedkope oplossingen bestaan al, benadrukt Bergh, ze moeten alleen beter onder de aandacht worden gebracht en toegankelijker zijn. “Maar er zijn vaak institutionele belemmeringen”, zegt ze. “Op dat vlak kunnen gemeenten en woningcorporaties een rol spelen, door mee te denken en actief belemmeringen weg te nemen.”
Daarbij hoort ook communicatie: “Veel mensen weten niet hoe schadelijk hitte is, of hoe ze daarmee moeten omgaan. En veel partijen kennen de oplossingen niet, of hebben daar geen toegang toe. Gemeenten (met GGD’s) zouden daarom het voortouw kunnen nemen in het maken van lokale communicatieplannen, gebaseerd op het Nationaal Hitteplan.”
Maar op dat vlak is vervolgonderzoek welkom, merkt Bergh op: “Welk soort communicatie is waar nodig? Waar liggen de verantwoordelijkheden? Dat geldt ook op Europees niveau.” Met collega’s is Bergh nu bezig met subsidieaanvragen voor vervolgonderzoek. “Ook bijvoorbeeld op het vlak van governance en coördinatiemechanismen”, vertelt ze. “Europees onderzoek kan dan echt meerwaarde hebben: landen en regio’s, provincies en gemeenten kunnen veel van elkaar leren.”