Werken aan een inclusief klimaatbeleid: ‘De juiste mensen zinnig laten meepraten’

Gepubliceerd 5 november 2023

Saskia van Otterloo is in augustus gestart als beleidsmedewerker klimaatadaptatie bij het ministerie van IenW. Haar taken draaien om communicatie, participatie en klimaatrechtvaardigheid. En die thema’s hebben onderling veel raakvlakken. ‘Ik voel de urgentie. Én ik ben een optimist.’

Klimaatadaptatie begint steeds meer vorm te krijgen in het Nederlandse werkveld. De uitvoering van de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS) komt op stoom, en ook binnen het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) krijgt klimaatadaptatie een steeds duidelijker gezicht. Maar het kan slimmer, intensiever én inclusiever, stelt Saskia van Otterloo. Sinds augustus is zij beleidsmedewerker klimaatadaptatie bij het ministerie van IenW.

“In februari verscheen er een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, over rechtvaardigheid in klimaatbeleid”, vertelt Van Otterloo. “Dat rapport zorgde voor meer aandacht voor dit thema. Daar ben ik heel erg blij mee.”

Wat is dat eigenlijk, klimaatrechtvaardigheid?

“Daar kan ik een dag over praten! Er zijn veel definities. Het komt er wat mij betreft op neer dat alle maatregelen die wij nemen, rekening houden met de sociale, economische en milieuaspecten. En dat de belangen van kwetsbare groepen expliciet worden meegenomen in het klimaatbeleid. Hóe je dat dan doet, daarover verschillen de meningen. Bij een thema als klimaatadaptatie denk je al snel: dat is toch in ieders belang? Maar de praktijk blijkt soms weerbarstiger.”

Ja? In welk opzicht?

“Wij hebben het in Nederland natuurlijk bovengemiddeld goed. Ook als het gaat om de gevolgen van klimaatverandering. Maar hoe zorg je nu voor een rechtvaardige verdeling voor iedereen? In mijn werk zet ik mij voor een inclusief klimaatbeleid waarmee we daar aandacht voor hebben. Mijn rol is daarover te adviseren. Daarbij is het essentieel dat we de verschillende belangen en gevolgen van klimaatverandering zo goed mogelijk in beeld hebben.”

Hoe werk jij daaraan, in jouw baan?

“Een van mijn taken is het organiseren van het participatietraject rond de herijking van de NAS. De NAS krijgt zogezegd een opfrisbeurt, en die moet in 2026 klaar zijn. De NAS moet bijvoorbeeld sneller, slimmer en inclusiever worden. Daar willen we graag zo veel mogelijk belangengroepen bij betrekken. Ik heb de vrijheid gekregen om dat proces in te richten – geweldig leuk om te doen. Vanuit mijn achtergrond als antropoloog vind ik dat iedereen zou moeten kunnen meepraten. Maar wat is zinvol? Moeten we er meer collectieven bij gaan betrekken? Meer individuele burgers? Meer praktijkmensen, zoals wijkagenten? Het is superleuk en ingewikkeld om na te denken over wie je erbij wilt betrekken, hoe, wanneer en waarbij precies.”

Hoe kom jij als antropoloog eigenlijk in deze baan terecht?

“Ik heb in Leiden culturele antropologie en ontwikkelingssociologie gestudeerd. Ik wilde begrijpen hoe dingen werken in de maatschappij. Ik leerde kritisch kijken naar maatschappelijke processen, altijd vanuit objectiviteit. Dat komt nu nog elke dag van pas. Ik specialiseerde me in mens-natuurrelaties en volgde een minor in duurzame ontwikkeling. Daarbij deed ik onderzoek op de Filipijnen, naar waterbeheer en community engagement. Dus dat zat er toen al in. Wat weet de lokale bevolking wat ik niet weet, en andersom, en hoe wissel je die informatie uit?”

Vervolgens studeerde je in Australië. Hoe kwam dat zo?

“Ik ben geboren in Australië dus ik voelde de behoefte daar een tijd heen te gaan. Ik deed daar een master mensenrechten en specialiseerde me verder in mens-natuurvraagstukken. Ik onderzocht hoe zeespiegelstijging de mensenrechten beïnvloedt in kleine-eilandstaten. Je ziet daar vaak een opeenhoping van mensenrechtenschendingen door zeespiegelstijging, van verzilting en gebrek aan schoon drinkwater tot het verlies van huizen en scholen. Ik vond dat heel boeiend, maar wel dusdanig deprimerend dat ik niet die ivoren toren van de wetenschap in wilde. Ik wilde iets gaan dóen.”

Hoe heb je dat dan aangepakt?

“Ik dacht: beleid lijkt me een richting waarin ik impact kan maken. En waar kun je dat beter leren dan in Nederland, waterland bij uitstek? Zo kwam ik terecht bij het Nationaal Watertraineeship en ging ik aan de slag bij de het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. Ik werkte er als strategisch adviseur. Daarna heb ik een aantal jaar voor het Nationaal Watertraineeship gewerkt als Talentmanager, echt een sociale functie. Na een tijdje miste ik wel ‘mijn’ inhoud. Op dat moment kwam deze vacature voorbij!”

En, wat vind je er nu van?

“Tot nu toe vind ik het echt heel gaaf. Ik ben blij! Ik heb fijne collega’s, boeiende taken, en ik kan hier echt een bijdrage leveren aan dingen die ik belangrijk vind.”

Hoe ervaar je het ministerie?

“Ik ben iemand die altijd heel snel wil gaan. In deze baan moet ik het werk echter rustig opbouwen, veel lezen en nadenken en praten met mensen: wat verstaan júllie eigenlijk onder participatie, inclusiviteit, rechtvaardigheid? Dat helpt mij enorm. Maar het moet niet té langzaam gaan. Idealiter heb ik er al over een paar jaar, met mijn collega’s, voor gezorgd dat beleid en wetgeving áltijd rekening houden met alle belangen. Dat we onszelf altijd afvragen: hoe zit het met het verdelingsvraagstuk? Is het proces rechtvaardig gegaan? Of hebben we met zijn allen iets besloten omdat dat nu even handig was, maar waarbij we misschien niet alle partijen voldoende hebben betrokken? Mijn ambitie is dat we hier over een paar jaar altijd bewust bij stilstaan en klimaatrechtvaardigheid altijd expliciet maken, in alle processen en projecten.”

Dat klinkt nogal ambitieus!

“Ja, maar dat past wel bij mij. Ik voel de urgentie. Én ik ben een optimist. Ik zie dat er al heel veel gebeurt. Niet alleen qua technische oplossingen, zoals de Klimaatbestendige Wateraanvoer die ingezet wordt om verzilting tegen te gaan in droge periodes. Er komen ook steeds meer sociale projecten, zoals de Ouwe Rotten, de theatergroep in Rotterdam die laagdrempelige toneelstukken maakt over hoe we ons kunnen aanpassen aan bijvoorbeeld hitte. Dat zijn mooie dingen: op elk niveau is er aandacht voor klimaatadaptatie.”


Saskia van Otterloo