“We moeten weer verhalen maken om water en bodem op de kaart te krijgen”

Gepubliceerd 29 april 2024

Water en Bodem moeten meer sturend worden in de ruimtelijke ordening, zo staat in de Kamerbrief Water en Bodem Sturend (november 2022) van minister Harbers. Maar hoe zorgen we ervoor dat dit ook echt gebeurt? Hoe maak je water en bodem sturend? We praten erover met Govert Geldof, een van de betrokkenen bij het kennisnetwerk Water en Bodem Sturend.

Wat is het kennisnetwerk Water en Bodem Sturend?

“Toen de kamerbrief over Water en Bodem Sturend verscheen, ontstond de behoefte aan een netwerk dat ervoor zorgt dat de woorden in de brief geen loze woorden blijven, maar ook echt praktijk worden. Daarom is het Kennisnetwerk Water en Bodem Sturend in het leven geroepen. Het is een vrij brede groep van mensen, vooral in het stedelijk gebied maar ook wel daarbuiten. Het netwerk wordt gefinancierd vanuit het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.”

Dit kennisnetwerk is ontwikkeld vanuit de onderzoekslijn Klimaatbestendige Stad van het Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK-KBS). Dat zijn meestal onderzoeken. Waarom de keuze voor een kennisnetwerk?

“Het voordeel van een netwerk is dat het een lichte verbinding is van mensen, ze zijn niet echt aan elkaar gebonden. Daardoor kan het goed inspelen op veranderingen in de samenleving. Dat zie ik zelf in ieder geval als een belangrijke eigenschap van een netwerk: het verbindt, de mensen in het netwerk geven en nemen en groeien daar ook in op. En de deelnemers aan het netwerk leveren input vanuit een intrinsieke motivatie, niet omdat het verplicht is. Er zijn veel mensen met rijke ideeën en als je die met elkaar verbindt, kun je echt tot iets komen.”

En wat is jouw rol in het netwerk?

“Het netwerk bestond al toen ze iemand zochten die sessies kon organiseren en daar ook de informatie uit kon halen. De centrale vraag binnen het netwerk was: hoe krijgen we meer impact? Dat is een complex vraagstuk. En als mensen het over complexiteit hebben, dan denken ze aan mij, omdat ik daar veel over heb geschreven en gezegd. Mijn rol in het netwerk is dat ik narratief onderzoek doe. Ik ben ervan overtuigd dat je mensen bereikt door verhalen te vertellen, door duidelijke beelden neer te zetten. Ook uit hersenonderzoek blijkt dat mensen het meest met elkaar in verbinding staan als ze verhalen uitwisselen. Dan bouwen ze samen kennis op.”

Fotograaf: Rob Poelenjee

Hoe kijk jij aan tegen de ambitie om water en bodem sturend te maken in de ruimtelijke ordening?

“Water en bodem sturend maken is een opgave van heel veel mensen. Alleen als je die mensen bereikt, kun je de opgave bereiken. Vaak denken wij vanuit het fysieke systeem en willen we mensen eerst uitleggen waarom water en bodem sturend zou moeten zijn en hoe we dat kunnen doen. Maar als je de omgeving nu eens niet ziet als een ordening van objecten, zoals stenen, bomen, klei. Maar als een ordening van verhalen. Via de verhalen zijn de bewoners verbonden met hun omgeving. Daarom is een nieuwbouwwijk in het begin vaak nog moeilijk om je in thuis te voelen. Maar na twintig jaar is er van alles gebeurd, zijn er ontdekkingen gedaan, is er misschien ergens een brand of juist een heel mooi feest geweest. Zo bouwt een wijk zich op rond verhalen. Een mooi voorbeeld is ook de wijk Ruwenbos in Enschede. Daar zijn de eerste wadi’s aangelegd. Die wadi’s zijn echt een onderdeel van de wijk geworden. De kinderen die daar rondfietsen weten ook precies waar ze voor bedoeld zijn. Wadi’s zijn bovendien zichtbaar in het gebied, je ziet wat ze doen. Dat is heel anders met de regenpijp die het riool in gaat. Die gaat direct de bodem in, je ziet niet wat er met het regenwater gebeurt. Mensen denken dan snel: het zal wel goed zijn. Terwijl je ze erbij moet betrekken: maak het zichtbaar, laat ze beleven wat er gebeurt, vertel ze over de waarde van regenwater, doe eens een keer een boring met ze. Laat mensen zich verwonderen over wat er in hun omgeving gebeurt.

Vroeger waren water en bodem ook veel meer als verhaal in de omgeving aanwezig dan nu: als er een wijk ’t Broek heette, dan wist je dat het daar nat was. Maar die verwijzingen naar water en bodem zijn verdwenen, waardoor er veel minder kennis over is in de samenleving. Daarom moeten we weer nieuwe verhalen maken om water en bodem op de kaart te krijgen. Die verhalen kun je vertellen op scholen of in de politiek. En daarvoor is het goed om een groot, breed netwerk te hebben dat die verhalen ophaalt en deelt.”

Wat is het belangrijkste doel van het netwerk?

“Het belangrijkste doel is dat we ons de boodschap uit de brief water en bodem sturend eigen maken. Door het er met elkaar erover te hebben, wordt de boodschap scherper. En op basis daarvan kunnen we manieren vinden om water en bodem ook echt sturend te maken in de praktijk. Want dat gebeurt nog te weinig. We denken alles met techniek te kunnen oplossen en brengen dure fundering aan bij woningen op slappe ondergrond. We bouwen nog steeds op ongunstige plekken. We moeten af van het idee dat we op elke plek kunnen bouwen door deze met technologische hoogstandjes aan te passen. Om dat te bereiken, heb je een beweging nodig. Alleen sta je te zwak om die cultuur te veranderen. Een netwerk kan helpen om ook in de bestuurlijke wereld een stap verder te komen.”

Het klinkt heel mooi, water en bodem sturend. De kamerbrief laat zien dat het idee nu wijdverspreid is geraakt, en dat veel mensen achter de visie staan van water en bodem sturend. Maar hoe maak je water en bodem ook echt sturend in de praktijk?

“Daar hebben we als netwerk een aantal rapporten over geschreven. Het is inderdaad niet iets wat je even doet. In die rapporten onderscheiden we drie arena’s. We hebben een praatplaat gemaakt waarop deze drie arena’s visueel worden uitgelegd. De eerste arena is het kennisnetwerk: dit zijn de mensen uit de water- en bodemwereld zelf die met elkaar in gesprek moeten over wat water en bodem sturend inhoudt. Op sommige plekken is dat heel duidelijk, zoals diepe veenpolders, maar er zijn veel plekken waarin het lastiger is om te zien hoe je water en bodem sturend maakt. Daar ligt het subtieler. De tweede arena is die van de ruimtelijke ordening: wat doen we waar? Daar wil je invloed op uitoefenen. Niet dat water en bodem altijd voorrang krijgen, maar dat ze in ieder geval in de afweging volwaardig worden meegenomen. En de derde arena is het werkelijke doen, de schop in de grond. Dat is de lokale plek waar je daadwerkelijk met elkaar aan de slag gaat, ook wel de gebiedsgerichte aanpak. Ook daar moet je kijken wat slimme keuzes zijn. In die arena spelen bijvoorbeeld ook projectontwikkelaars een grote rol. De drie arena’s versterken elkaar.”

Vanuit het netwerk hebben jullie ook al een aantal tools ontwikkeld. Welke tools zijn dat?

“We hebben twee producten ontwikkeld: de eerste is een gereedschapskist met verschillende tools. Deze bestaan uit inhoudelijke en procesmatige tools. Het tweede product is de notitie ‘Water en bodem laten landen in de praktijk’. De kern daarvan is het narratieve, het verhalende. Het is afhankelijk van je opgave welke tools uit de gereedschapskist je kunt gebruiken. De gereedschapskist is trouwens niet volledig. Daar kunnen ook weer nieuwe instrumenten aan worden toegevoegd.”

Wat gaat het netwerk hierna doen?

“In 2025 zal het netwerk waarschijnlijk een rol spelen in het nieuwe bodemprogramma. Zelf weet ik daar nog niet zoveel over. Het komend jaar organiseren we drie sessies waarbij we het veld in gaan. We gaan dan op zoek naar directe kansen in een gebied en gaan met de mensen daar in gesprek. We willen dan water en bodem sturend zoveel mogelijk ook combineren met andere opgaven, zoals de energietransitie en biodiversiteit. Een plek waar ik nu aan denk is de gemeente Waadhoeke. Daar in de buurt komt tussen Franeker en Sexbierum een soort klimaatlandschap waarin de opwek van duurzame energie wordt gekoppeld aan biodiversiteit en het vergroten van het klimaatadaptieve vermogen van het landschap. Een ander gebied waar we aan de slag zouden kunnen is Twente. Daar neemt de waterbeschikbaarheid af en de watervraag toe. Als ergens de kwaliteit en kwantiteit van drinkwater niet 100% gegarandeerd is, dan mag je daar bijvoorbeeld geen woningen bouwen. Dat is een extra drijfveer om water extra goed vast te houden. Hoe kunnen we regenwater zo goed mogelijk vasthouden in de bodem? Dat is dan een heel concrete vraag gekoppeld aan woningbouw. Water en bodem sturend wordt dan ineens heel concreet en gaat veel meer leven.”

Over Govert Geldof

Govert Geldof werkt als zelfstandig adviseur en adviseert vooral overheden bij complexe omgevingsvraagstukken. Hij heeft civiele techniek gestudeerd en is als jong ingenieur begonnen met de vraag: waarom stoppen wij regenwater in een riool en niet in de bodem? Daarna is hij meer in de bodemwereld terecht gekomen, waar kennis over de bodemwereld sinds de jaren 80 vooral verschoof naar kennis over bodemchemie en verontreiniging. Goverts wilde het vakmanschap van kennis over de bodem zelf weer terugbrengen. In de jaren 90 werkte hij mee aan projecten waarin de eerste wadi’s werden aangelegd. Hij maakte toen ook deel uit van het internationale netwerk SOCOMA (Source Control Management). Dat netwerk zag het water- en bodemsysteem als één watersysteem, in plaats van als riolering en de rest. Dat kwam toen nog niet voort uit het besef dat het klimaat verandert, maar omdat ze toen ook al piekafvoeren wilden voorkomen en regenwater zo dicht mogelijk bij de bron wilden houden. Om dat te bereiken was het zaak om zoveel mogelijk water vast te houden.