Uniforme uitgangspunten en invoergegevens

Voor het creëren van informatie op maat over wateroverlast gelden de volgende principes:

  • De dreiging van het ontstaan van wateroverlast wordt uitgedrukt in een ruimtelijk beeld van waar regenwater zich ophoopt, wat de waterdiepte is en bij voorkeur ook wat de verwachte duur van de waterdiepte is.
  • Er wordt geen specifiek instrument (rekenmodel) voor de simulatie van waterdiepten voorgeschreven. Het advies is om een model te gebruiken waarin een koppeling bestaat tussen processen aan het maaiveld, de werking van het riool en de capaciteit van het oppervlaktewatersysteem.
  • De stresstest richt zich op de gebouwde omgeving en het landelijk gebied, en op knelpunten die kunnen ontstaan door de interactie tussen de watersystemen van deze gebieden.
  • Gebruik bij het interpreteren van de uitkomsten ook de resultaten van andere typen stresstesten, zoals de Bovenregionale stresstest wateroverlast, de stresstest van het Hoofdwatersysteem en grensoverschrijdende stresstesten.
  • De werkwijze gaat uit van het vakmanschap van de modelleur, beheerder en opdrachtgever, en laat hier ook expliciet ruimte voor vrij.

Neerslaggebeurtenissen

Maak in de stresstest gebruik van de neerslaggebeurtenissen die hieronder beschreven staan. Deze vormen een landelijk uniform uitgangspunt voor de analyse van wateroverlast. Deze neerslaggebeurtenissen zijn theoretische buien met de volgende kenmerken:

  • De buien zijn extremer dan de (ontwerp)norm die op dit moment geldt.
  • Door verschillende typen gebeurtenissen te gebruiken wordt het mogelijk om verschillende typen knelpunten zichtbaar te maken. Er zijn buien met een korte duur van 1 en 2 uur, en met een lange duur van 48 uur. Deze moet je allemaal gebruiken om het effect op zowel snel als langzaam reagerende watersystemen te kunnen toetsen. In bebouwd, hellend gebied en watersystemen met weinig berging reageren de systemen snel en het regionaal watersysteem reageert langzaam. Buiten de gebouwde omgeving worden ook verschillende begincondities voor de stand van het grondwater onderscheiden.
  • Vanuit het streven naar eenduidigheid is gekozen voor een vereenvoudiging van de ruimtelijke spreiding van de neerslagintensiteit: een neerslaggebeurtenis valt over het hele onderzoeksgebied met dezelfde intensiteit (een ‘blokbui’). Er wordt dus uitgegaan van een homogene neerslaggebeurtenis zonder toepassing van gebiedsreductiefactoren.
  • De intensiteiten van de standaard neerslaggebeurtenissen zijn bepaald op basis van het STOWA-onderzoek naar de neerslagstatistiek en neerslagreeksen voor het waterbeheer, die zijn afgeleid van de KNMI’14- en KNMI’23-klimaatscenario’s. De intensiteiten liggen vlakbij de bovengrens van het statistische betrouwbaarheidsinterval waarbinnen de neerslag zich door klimaatverandering kan voordoen rond het jaar 2050. De keuze voor het gebruik van die bovengrens geeft een relatief zware belasting van het systeem, wat past bij het karakter van een stresstest.
  • Meteobase.nl biedt uitgebreide informatie over de neerslagstatistiek voor het waterbeheer. De regenduurlijnen laten daar zien hoe de hoeveelheid neerslag bij gebeurtenissen van verschillende duren en herhalingstijden veranderen, onder de KNMI’23-klimaatscenario’s in 2033, 2050, 2100 en 2150. Bij een vergelijking van de standaard neerslaggebeurtenissen met deze regenduurlijnen is het van belang te weten dat meteobase.nl de centrale schatting geeft uit het betrouwbaarheidsinterval waarbinnen de neerslag zich kan ontwikkelen. Deze ligt lager dan de bovenkant van het interval, waarop de standaard gebeurtenissen zijn gebaseerd.
  • Onderzoeksgebied: sluit voor de keuze van het gebied dat je gaat analyseren zoveel mogelijk aan bij de gebiedsgrenzen die de watersysteemanalyses (NWB-toetsing) gebruiken. Kies je voor een andere gebiedsgrootte? Sluit het onderzoeksgebied dan in ieder geval aan op de stresstesten in aangrenzende gebieden.

De tabel hieronder toont in vetgedrukte cijfers de 8 neerslaggebeurtenissen die je in de stresstest moet toepassen en de begincondities van het (grond)watersysteem voor de neerslaggebeurtenis die je in de simulatie moet gebruiken.

Tabel met neerslaggebeurtenissen
Tabel: acht neerslaggebeurtenissen die je in de stresstest moet toepassen. Download de tabel in hoge resolutie PNG (png, 207 kB) of download de tabel als Excel-bestand (xlsx, 9.5 kB).

De kans op wateroverlast in het landelijk gebied wordt naast de neerslagintensiteit ook bepaald door de mate waarin het systeem al is gevuld bij het begin van de gebeurtenis. Voor de lange standaard neerslaggebeurtenissen (48 uur) met een herhalingstijd van 250 en 1000 jaar gaan we uit van de volgende begincondities voor een neerslaggebeurtenis: een gemiddelde grondwaterstand (GG), gemiddeld oppervlaktewaterpeil en gemiddelde afvoer. Deze gebeurtenissen komen vooral in de zomerperiode voor. Neerslaggebeurtenissen met een lange duur en een herhalingstijd van 100 jaar zijn minder extreem en de kans is groter dat deze ook in het najaar of voorjaar voorkomen, wanneer het watersysteem vaak al meer is gevuld. Daarom wordt voor deze gebeurtenissen onderscheid gemaakt tussen een gemiddeld gevuld of vol (grond)watersysteem (GHG, gemiddeld hoogste grondwaterstand). Voor het stedelijk gebied zijn vooral de gebeurtenissen op lokaal schaalniveau van belang. Hiervoor gelden geen standaard begincondities omdat de invloed hiervan bij korte (extreme) neerslaggebeurtenissen relatief klein is. Maar je kunt als initiële conditie kiezen voor het zomer-streefpeil, omdat de kans groter is dat extreme neerslaggebeurtenissen in de zomer voorkomen.

De gebeurtenis van 200mm in 48 uur op lokale schaal is toegevoegd om te kunnen onderzoeken of er knelpunten ontstaan in de gebouwde omgeving onder de omstandigheden die worden beschouwd in de Bovenregionale Stresstest wateroverlast. Onder die omstandigheden is de belasting van het volledige waterafvoersysteem groot en staan de peilen in het oppervlaktewater hoog. De gebouwde omgeving kan dan niet of nauwelijks regenwater afvoeren naar het omliggende buitengebied, wat voor langdurige wateroverlast kan zorgen. In dit scenario is de afvoercapaciteit naar het omliggende buitengebied nul. De Bovenregionale Stresstest is ontwikkeld om de effecten van een zeer grootschalige en langdurige neerslaggebeurtenis inzichtelijk te maken, zoals de gebeurtenis die Limburg in juli 2021 trof. Het advies is om de uitkomsten van de DPRA-stresstest naast die van de Bovenregionale Stresstest te leggen en zo een vollediger beeld te krijgen van dreigingen, gevolgen en handelingsperspectieven onder verschillende omstandigheden.

Het is ook mogelijk om aanvullende berekeningen te doen met buien van een lagere intensiteit en hogere frequentie dan de standaard neerslaggebeurtenissen. In gebieden waar snel wateroverlast optreedt, kan dit helpen bij het opsporen van de meest urgente knelpunten. Ook kunnen desgewenst aanvullende berekeningen met zogenaamde composietbuien worden gemaakt om meer detail in de analyse aan te brengen.

Het is een doel van de stresstest om inzichtelijk te maken wat er gebeurt onder zware omstandigheden. De standaard neerslaggebeurtenissen zetten daarom een flinke druk op het systeem. De uitkomsten zijn zo niet alleen bruikbaar voor het vinden van knelpunten, maar ook voor bewustwording van situaties zoals een 1/1000 bui waarbij overlast waarschijnlijk niet meer is te voorkomen en er moet worden overgeschakeld op calamiteitenzorg.

De afgeleide neerslaggebeurtenissen voor de stresstest wateroverlast zijn alleen bedoeld om de kwetsbaarheid (blootstelling) van gebieden, functies en objecten bij extreme neerslag in beeld te brengen. Ze zijn dusniet bedoeld als (ontwerp)norm om systemen op te dimensioneren. Bij zulke extreme omstandigheden kunnen aanpassingen aan het watersysteem of de riolering overlast en schade nooit helemaal voorkomen.Met de uitvoering van de stresstest blijven de provinciale normen voor wateroverlast en ontwerpnormen voor riolering bestaan. Dat betekent dat de bestaande normen en de bovennormatieve aanpak van de stresstest dus naast elkaar bestaan, beide met een eigen specifieke doelstelling.