Lokale hitteplannen: een kwestie van communicatie

Gepubliceerd 7 juli 2021

Het Nationaal Hitteplan voorziet in algemene richtlijnen en maatregelen. Maar soms vraagt de lokale fysieke of sociale situatie om een specifieke aanpak. Daarom werken verschillende partijen samen aan lokale hitteplannen. In sommige regio’s doen instellingen dat zelf, veelal op basis van het Nationaal Hitteplan van het RIVM. Maar in andere regio’s werken gemeenten samen met de regionale GGD en maatschappelijke partners aan een eigen lokaal hitteplan.

“Wil je een goed hitteplan maken, dan moet je een link leggen tussen het fysieke en het sociale domein”, vertelt Mahatma Geerdink, beleidsadviseur water en klimaatadaptatie bij de gemeente Harderwijk. “Maar voor ons als gemeente is het heel lastig het maatschappelijk veld goed in beeld te krijgen.” Harderwijk legde daarom contact met Klimaatverbond Nederland en met de regionale GGD. Geerdink: “GGD Noord- en Oost-Gelderland (NOG) is bekend met de materie en kent ook de lokale netwerken. Ook besloten we samen op te trekken met zes andere gemeenten in de regio Noordoost-Veluwe.”

Communicatieplan

“Wij lopen tegen precies dezelfde uitdaging aan”, vertelt Carla Beekhuizen, adviseur milieu en gezondheid bij de GGD NOG. “Daarom is het nauwe contact met gemeenten voor ons zo belangrijk. We zien dat we elkaar nodig hebben. Heel leuk is dat.”

Gemeenten en GGD gingen gezamenlijk aan de slag en maakten een concept van een hitteplan. “Het bouwt voort op het Nationaal Hitteplan en bestaande lokale structuren”, verduidelijkt Geerdink. “Het plan omschrijft per organisatie wie er voor welk onderwerp verantwoordelijk is, welke acties nodig zijn in geval van hitte en wie daarover met wie communiceert. Voor mijzelf, afkomstig uit het ruimtelijk domein, was het wel een eyeopener om te zien hoe het maatschappelijk werkveld eruitziet.”

Knelpunten in kaart

“Wij hebben uitgebreid gesproken met zorginstellingen om de situatie en de uitdagingen in beeld te krijgen”, vertelt Beekhuizen. “Die kennis hebben we verwerkt in het hitteplan.” Opvallend was, aldus Beekhuizen, de grote interesse van de instellingen in dit onderwerp, en de behoefte aan concrete handvatten en inzicht in de communicatielijnen. “In de praktijk waren er wel degelijk knelpunten”, vult Geerdink aan. “Er blijkt veel behoefte te zijn aan praktische ondersteuning.”

Bij een hittewaarschuwing vanuit het RIVM zet het lokale hitteplan een reeks aan acties in werking, gericht op de algemene bevolking maar ook specifiek op ouderen (vooral 75-plussers), eenzamen, (zeer) jonge kinderen, mensen met chronische aandoening, mensen met overgewicht en sporters. Posters en infographics moeten de informatie sneller en duidelijker op de juiste plek brengen. “We hebben daarnaast ook een hitteprotocol voor scholen ontwikkeld”, merkt Beekhuizen op. “Je kunt deze informatie vinden op de website van de GGD NOG.”

Eigenaarschap

Het hitteplan is nooit klaar, benadrukken beide betrokkenen. “We evalueren het jaarlijks na de zomer, zodat we het waar nodig kunnen aanpassen”, zegt Geerdink. Beekhuizen: “Het is een mooi leerproces. Wat ging er goed, wat kan er beter, wat hebben we ervan geleerd? Het helpt ons het plan te actualiseren, maar ook te reflecteren op onszelf als organisatie.”

Daarnaast staat of valt elk hitteplan bij de inzet van individuele professionals, aldus Geerdink. “Eigenaarschap is heel belangrijk”, zegt Geerdink. “Het gaat niet zozeer om de vraag wie erover gaat, maar meer om de erkenning dat hittestress meerdere beleidsterreinen raakt en dus een gedeelde verantwoordelijkheid is. In die zin biedt het als verbindend thema ook waardevolle kansen.”

Crisisbesef

Madeleen Helmer van Klimaatverbond Nederland is blij met de ontwikkeling van lokale hitteplannen. “Ze zijn echt broodnodig”, stelt ze. “De cijfers liegen er niet om – en die cijfers laten wellicht slechts het topje van de ijsberg zien. En dan nog: een sterfte van honderden tot wel duizend mensen per jaar is te veel, zeker omdat het meestal gaat om vermijdbare sterfte. Met eenvoudige maatregelen kun je die voorkomen – maar dan moet je dat wél regelen. Dat is wat die lokale hitteplannen doen.”

Steeds meer gemeenten en instanties zijn ermee aan de gang, weet Helmer: met name in Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland en Groningen. “Steeds weer blijkt dat een goede hitte-aanpak een kwestie is van communicatie. Hoe bereik je niet alleen ouderen in zorginstellingen, maar ook kwetsbare mensen die zelfstandig wonen? Via lokale hitteplannen kan de boodschap op termijn hopelijk ook de haarvaten van ons zorgsysteem bereiken: mantelzorgers, wijkconsulenten, wooncorporaties….”

De eerste stap is dat we hitte als een maatschappelijke crisis gaan beschouwen, betoogt Helmer. “We moeten die hitte-aanpak normaal gaan vinden. Dat je even bij je buurvrouw langsloopt om te vragen hoe het gaat, als het heel heet is. Nu wordt dat soms nog als betutteling ervaren. Dat crisisbesef, daar moeten we met zijn allen nog een beetje aan werken.”