LIFE-IP Klimaatadaptatie: ‘Daadwerkelijk meerwaarde’

Gepubliceerd 6 april 2022

Klimaatadaptatie staat in Nederland al stevig op de kaart, maar de uitvoering kan sneller en efficiënter. Dat is het uitgangspunt van het nieuwe programma LIFE-IP Klimaatadaptatie, dat begin 2022 van start ging. Hierin werken 22 overheden en organisaties zes jaar samen aan concrete projecten met in totaal 9,5 miljoen euro Europese subsidie. Ze leggen er zelf nog eens 7,5 miljoen euro bij. ‘De bedoeling van dit plan is de belangrijkste barrières weg te nemen en daarmee klimaatadaptatie te versnellen’, aldus programmamanager Han Frankfort (IenW).

Klimaatadaptatie staat steeds hoger op de agenda. Steeds meer overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers zijn actief aan de slag om Nederland weerbaarder te maken tegen klimaatverandering. Ze ontwerpen wijken en woningen die bestand zijn tegen hitte, droogte en wateroverlast, en nog veel meer. Maar het kan nóg beter, vinden de experts.

Vier thema’s

“Al die maatregelen kunnen we sneller en efficiënter uitvoeren als we het slimmer organiseren”, zegt Han Frankfort van het ministerie van IenW. Samen met Sandra Boekhold van het RIVM is hij manager van het nieuwe programma LIFE-IP Klimaatadaptatie, dat in februari 2022 van start ging. Zij coördineren dit programma in samenwerking met collega’s van Bureau Brussel van Rijkswaterstaat.

In LIFE-IP Klimaatadaptatie werken 22 partijen samen aan het versnellen van de uitvoering van de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS) en het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA). Frankfort: “Het co-management van IenW en RIVM laat zien dat we sterker de link willen leggen tussen klimaat en gezondheid dan tot nu toe is gedaan.”

Dat ‘slimmer organiseren’ is uitgewerkt in een doortimmerd plan waaraan de partijen samen jarenlang hebben gewerkt, in de aanloop naar hun aanvraag voor de Europese subsidie. Hun werk werd beloond: Europa kende het programma 9,5 miljoen euro toe, aan te vullen tot bijna 17 miljoen euro door de deelnemende partners. “Nu kunnen we heel gericht aan de slag”, zegt Frankfort. “Het plan richt zich op vier thema’s, die overeenkomen met vier barrières die een snelle uitvoering van klimaatadaptatiemaatregelen in de weg staan. Onze ambitie is met dit plan die barrières te verminderen of weg te nemen.”

Kennis, bewustzijn, financiering, governance

Het eerste thema is kennis en ervaringen. Kennis over de effecten van klimaatverandering, en over mogelijke adaptatiemaatregelen en de effectiviteit daarvan, is nog onvoldoende beschikbaar, begrijpelijk, toegankelijk en actueel, zo stelt het programma. “In verschillende voorbeeldprojecten en acties willen we die kennis en ervaringen bundelen en nieuwe ontwikkelen”, zegt Frankfort, “en ze vervolgens voor het voetlicht brengen, zodat anderen er hun voordeel mee kunnen doen.”

De overige thema’s betreffen het stimuleren van bewustwording en het gevoel van urgentie ten aanzien van klimaatverandering, het werken aan nieuwe verdienmodellen en manieren van financiering, en het verbeteren van de governance op dit vlak. Frankfort: “Met andere woorden: hoe organiseer je klimaatadaptatie het beste? Hoe zorg je dat het een vanzelfsprekend onderdeel wordt van het handelen van allerlei actoren?”

Integrale benadering

Maar waarom is dit nu nodig? Wat voegt dit programma toe aan wat allerlei partijen in Nederland al doen? Frankfort formuleert zijn antwoord zorgvuldig: “Er gebeurt inderdaad al heel veel. Maar zowel projecten als governance zijn in Nederland vaak sectoraal van insteek. Dat is de praktijk van alledag, op alle dossiers, van alle tijden. Maar op een complex dossier als dit kun je niet zonder een integrale benadering. Dit programma is zo opgezet dat het daaraan een impuls gaat geven.”

Daarbij komt, zo benadrukt hij, dat er met de opzet rond de vier thema’s al veel cruciaal werk is verzet. “In diverse expert meetings is grondig geanalyseerd waar het hapert in de uitvoering van klimaatadaptatiemaatregelen”, zegt hij. “Daaruit kwamen deze vier thema’s naar voren. Rond elk van die thema’s voeren we straks een aantal gerichte projecten uit. Deze projecten gaan we monitoren: we bekijken wat er daadwerkelijk gebeurt en wat het effect daarvan is, ook op de versnelling van klimaatadaptatie. Ook daarin biedt dit programma wezenlijke meerwaarde.”

Boven je eigen niveau uitstijgen

De uitvoering van de projecten rond de vier thema’s is in handen van de deelnemende partijen: provincies, gemeenten, waterschappen, GGD’s, rijksinstanties en LTO-Noord. “Juist die combinatie van partijen helpt schotten te slechten”, merkt Frankfort op. “Daarnaast is er per thema een werkgroep ingesteld om verbindingen te leggen tussen de partijen. Als ze elkaar helpen en inspireren, kunnen ze uitstijgen boven hun eigen niveau en hun project op themaniveau relevant maken.”

En dan zijn er nog specifieke projecten die zich richten op communicatie en op het reproduceerbaar maken en verspreiden van de resultaten. “Die stap is essentieel om klimaatadaptatie echt te versnellen”, zegt Frankfort. “Losse projecten hebben zo’n effect veelal niet. Maar met dit programma willen we juist op dat vlak een verschil gaan maken.”

Rest van het land meekrijgen

In Nederland zijn er al koplopers op het gebied van klimaatadaptatie: gemeenten, waterschappen, steden of bedrijven die al flinke stappen hebben gezet in de praktijk. In sommige gevallen zijn het diezelfde koplopers die meedoen in LIFE-IP Klimaatadaptatie. Maar hoe zorg je nu dat je de rest van het land ook meekrijgt? Frankfort: “Hoe we dat precies gaan doen, weten we nu nog niet – maar we zijn dan ook nog maar net begonnen. We starten nu projecten op die een disseminatie- en replicatiestrategie gaan ontwerpen en uitvoeren. Daarin gaan we uittesten wat je het beste kunt doen om al die partijen, bedrijven en afdelingen te bereiken.”

Ook daarin biedt het programma meerwaarde boven wat in Nederland al gebeurt, benadrukt de programmamanager. “Nu is het de kunst om wat er op papier staat, ook echt uitgevoerd te krijgen”, benadrukt hij. “Maar hier zit al zoveel voorwerk in, en zoveel overleg, dat ik denk dat de partners samen goed zijn toegerust om dat voor elkaar te krijgen.”