“Ik wil graag een verbindende schakel worden”

Gepubliceerd 21 februari 2023

Sinds afgelopen najaar werkt Sjoerd Brouns (27) bij de afdeling klimaatadaptie van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Hij is secretaris Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) én programmamedewerker LIFE-IP Klimaatadaptatie. Wat houden die rollen in en welke invulling gaat hij eraan geven? Een eerste kennismaking met een bevlogen nieuwkomer.

Best een mond vol, jouw functieomschrijving. Hoe leg je op feestjes uit wat je doet?

“Dat is inderdaad best lastig. Het Deltaprogramma is een groot, Nederlands organisatiebouwwerk, met allerlei deelprogramma’s, waarvan het DPRA er één is. LIFE-IP Klimaatadaptatie is een programma met een flinke subsidie van de Europese Unie. En daarnaast ben ik ook nog opdrachtgever vanuit het ministerie voor het Platform Samen Klimaatbestendig. De grote gemene deler tussen mijn drie rollen is dat ik eraan werk dat we ons sneller aanpassen aan klimaatverandering. Het verspreiden van kennis uit projecten is daarbij heel belangrijk.”

Over wat voor projecten heb je het dan?

“Klimaatadaptatie gaat niet vanzelf, dat is de afgelopen jaren gebleken. Het is bijvoorbeeld best moeilijk om goede businessmodellen te maken voor klimaatadaptatie: wie betaalt wat? En het gevoel van urgentie is bij veel Nederlanders nog niet groot genoeg. In projecten doen we ervaring op met deze thema’s, plus nog een aantal andere. De kennis die daaruit voortkomt, delen we met andere partijen. Niet alleen in Nederland, maar ook in Europa.”

Moet je nu dan eerst de resultaten van die projecten afwachten?

“Ja, er moeten natuurlijk eerst concrete lessen te trekken zijn. Maar intussen brengen we in kaart voor wie die lessen leerzaam zijn en hoe we die kennis straks gaan delen.”

In hoeverre versterken jouw verschillende rollen elkaar daarin?

“Als programmasecretaris DPRA werk ik, met programmamanager Pieter den Besten, samen met de 45 werkregio’s van DPRA. Dat zijn clusters van gemeenten, waterschappen en provincies. Dat biedt dus een supergroot netwerk van decentrale overheden. De focus van LIFE-IP Klimaatadaptatie en de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS, red.) is breder dan water: ook landbouw en gezondheid spelen bijvoorbeeld een belangrijke rol in de plannen. Alle adaptatieprogramma’s moeten elkaar versterken, het gaat vooral om de overeenkomsten. Ik hoop vanuit mijn verschillende rollen een verbindende schakel te kunnen worden.”

Wat neem je daarvoor mee? Wat is jouw achtergrond?

“Ik heb geschiedenis gestudeerd in Utrecht, met een master in politieke geschiedenis. Mijn afstudeerscriptie ging over het poldermodel en de Klimaattafels onder leiding van Ed Nijpels. Zo kreeg ik het een en ander mee over hoe de Nederlandse overheid omgaat met transities. Ook liep ik  stage bij de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid. Dat was interessant en leuk. Ik kwam veel in contact met politici en ontdekte tijdens gesprekken over klimaat dat de nadruk vaak ligt op mitigatie in plaats van op adaptatie. Dus op het voorkómen van klimaatverandering in plaats van op aanpassen. Dat maakte me nieuwsgierig naar de andere kant van het verhaal: hoe willen we omgaan met de veranderingen waar we onherroepelijk mee te maken krijgen? Het wordt elk jaar duidelijker dat daar een enorme opgave ligt.”

Hoe wil je daaraan bijdragen?

“Vooral de secretarisfunctie sprak me aan, want dan kun je een verbindende rol spelen. Dat is belangrijk en daarin ligt mijn sterke kant. Ik wil eraan bijdragen dat alle overheden steeds meer inzien dat klimaatadaptatie niet op zichzelf staat. Het is eerder een manier van werken, die standaard zou moeten zijn als ergens de straat open moet, woningen worden gebouwd of de buitenruimte anders wordt ingericht.”

Hoe is nu je beeld van de verhouding tussen klimaatadaptatie en – mitigatie?

“Het is allebei urgent. Dat de politieke aandacht nu vooral uitgaat naar mitigatie, komt door de maatschappelijke druk om actie te ondernemen, maar ook doordat adaptatie nogal ongrijpbaar is." Je investeert in het voorkómen van iets wat vooraf onzeker en achteraf moeilijk aantoonbaar is. Zijn er echt overstromingen voorkomen doordat er meer ruimte is gemaakt voor water? Je doet zinvolle ingrepen, maar de concrete baten zijn niet zo makkelijk hard te maken. Het is ook lastig om in kaart te brengen welke voortgang je boekt.”

Hoe is de overstap van een wetenschappelijk bureau naar een ministerie je bevallen?

“Bij de Wiardi Beckman Stichting hadden we een klein team. Iedereen had een eigen specialisme. De werkrelaties waren heel persoonlijk, maar inhoudelijk waren we minder bij elkaar betrokken. Bij het Team Klimaatadaptatie is iedereen met hetzelfde thema bezig, dat vind ik ontzettend leuk.”