Nationale aanpak helpt DPRA-werkregio’s om tot concrete doelen te komen
In 2025 begint de nieuwe cyclus van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA). Hoe kom je als werkregio tot concrete doelen? De ‘Nationale aanpak concrete doelen (pdf, 1.7 MB)’ biedt hierbij houvast. Aan het woord zijn Pieter den Besten van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Gert Dekker van Adviesbureau Ambient.
Wat is de aanleiding om met deze doelenaanpak te komen?
Gert: “Uit de voortgangsrapportages van DPRA in de afgelopen jaren bleek dat de werkregio’s veel behoefte hebben aan houvast bij de vraag: wat is klimaatbestendig en wanneer doen we het goed genoeg? De stuurgroep Ruimtelijke Adaptatie heeft daarom de opdracht gegeven om een verkenning te doen naar concrete doelen voor ruimtelijke adaptatie. Het kernteam DPRA heeft hier samen met een consortium van adviseurs het afgelopen jaar aan gewerkt. Dit heeft geleid tot een nationale aanpak die nu ter ondersteuning is aangeboden aan de werkregio’s. De aanpak schrijft geen landelijke doelen voor, maar biedt een methodiek die werkregio’s helpt om concrete doelen te formuleren.”
Pieter: “De stip op de horizon van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie is een klimaatbestendig Nederland in 2050. Dat is een immense opgave die waarschijnlijk in de miljarden euro’s gaat lopen en dat kan verlammend werken. Er is niet genoeg geld en capaciteit om alle opgaven in één keer aan te pakken. Daarom is het belangrijk om tot specifiekere doelen te komen en per werkregio te bepalen waar de prioriteiten liggen. Met deze doelenaanpak willen we daarbij houvast bieden en tegelijk voorkomen dat iedereen zelf het wiel opnieuw moet uitvinden.”
Waarom is het belangrijk dat werkregio’s zelf doelen stellen?
Gert: “De stuurgroep gaat niet over de doelen in bijvoorbeeld Breda of Amsterdam. Dat is uiteindelijk aan de gemeenteraden van die steden. Niet alleen omdat daar de bevoegdheid ligt, maar ook vanwege de regionale verschillen. Het bodem- en watersysteem, het landgebruik en de bouwdichtheid verschillen overal. Dit maakt het lastig om met landelijke doelen te komen die concreet genoeg zijn. Natuurlijk verschilt dat per thema. Voor wateroverlast is het bijvoorbeeld makkelijker om uniforme doelen te stellen dan voor hitte. Bij wateroverlast zie je in de praktijk dat veel gemeenten vergelijkbare doelen formuleren. Bijvoorbeeld: ‘We willen niet dat er schade ontstaat bij een bui die eens in de honderd jaar voorkomt.’”
De adaptatiepiramide heeft een belangrijke plek. Kunnen jullie uitleggen hoe deze piramide werkt?
Pieter: “De adaptatiepiramide bestaat uit drie lagen. De onderste laag gaat over het benutten van het natuurlijke systeem. Dat betekent dat je de mogelijkheden en grenzen van het water- en bodemsysteem als uitgangspunt neemt. Daarbij ga je ook na of een gebied nog wel geschikt is voor een bepaalde functie. Vervolgens kijk je naar de fysieke maatregelen die je kunt nemen, bijvoorbeeld oplossingen die mede mogelijk zijn gemaakt door de Impulsregeling Klimaatadaptatie. De bovenste laag richt zich op handelen bij extremen en risicobewustzijn. Ondanks de genomen maatregelen en het hanteren van de principes van ‘water en bodem sturend’, blijft het risico op schade bestaan.”
Gert: “Uit gesprekken met de werkregio’s bleek dat de nadruk in de huidige praktijk ligt op de tweede laag: het nemen van vaak technische inrichtingsmaatregelen. Hier hebben we veel ervaring mee opgebouwd en daar zijn we goed in. Tegelijkertijd zie je dat gemeenten worstelen met de beschikbare capaciteit. Het benutten van onderhoudscycli, oftewel meekoppelen, is de meest doelmatige aanpak. Maar met de beperkte capaciteit en financiële middelen is het de vraag of het snel genoeg lukt om de leefomgeving klimaatadaptief in te richten. Dit betekent dat je zoveel mogelijk moet aansluiten bij het natuurlijke bodem- en watersysteem en soms meer risico’s moet accepteren, al is het tijdelijk. Je ontkomt er niet aan om in alle lagen doelen te stellen, en daarbij helpt deze piramide enorm.”
Onlangs verscheen ook een nieuwe bijsluiter voor de stresstesten. Hoe verhoudt deze doelenaanpak zich tot de stresstesten?
Gert: “De doelenaanpak gebruik je samen met de uitkomsten van de stresstesten om risicodialogen te voeren. In de nieuwe DPRA-cyclus krijgen de risicodialogen extra aandacht. De kernvraag voor werkregio’s is: heb je voldoende informatie om volwaardige dialogen te voeren? De stresstesten hoeven niet per se opnieuw, maar dit kan verstandig zijn als de verwachte weersextremen daar aanleiding toe geven.”
Pieter: “In de loop van 2025 komen we met een handreiking die werkregio’s helpt om risicodialogen te voeren. We horen dat werkregio’s behoefte hebben aan een soort format. Een van de belangrijkste inzichten uit de vorige DPRA-cyclus is dat de risicodialoog niet één gesprek is. Het zijn vaak tientallen gesprekken over verschillende thema’s, waarbij steeds de relevante partijen aanschuiven.”
Jullie hebben bij een aantal werkregio’s sessies georganiseerd over de doelenaanpak. Hoe gaan zij hier concreet mee aan de slag?
Gert: “Wat de werkregio’s in West-Brabant doen, vind ik een mooi voorbeeld. Een aantal gemeenten in die regio kijkt hoe ze de maatlat voor klimaatadaptieve nieuwbouw kunnen vertalen naar eigen normen voor nieuwbouw en andere projecten in de openbare ruimte. Ze hebben oog voor de complexiteit van de opgave en pakken eerst een paar thema’s aan, zoals wateroverlast. Op dit moment kijken betrokkenen hoe ze de doelen kunnen vertalen naar indicatoren en rekenregels voor prestatielabels op wijkniveau. Net als bij energielabels hebben inwoners en bestuurders daar een beeld bij. Dat is een prachtige toepassing, vind ik.”
Kunnen andere werkregio’s ook hulp krijgen?
Pieter: “Zeker. We willen voor iedere werkregio een stukje ondersteuning bieden om ze op gang te helpen. Op 11 februari organiseren we weer een DPRA-bijeenkomst voor de vertegenwoordigers van de werkregio’s. Daar willen we ons plan voorleggen om de concretisering van doelen te ondersteunen. Zo kunnen we iedere werkregio helpen bij deze tweede ronde van de DPRA-cyclus.”
Delen
Pieter den Besten
Gert Dekker
Meer informatie
- Nationale aanpak concrete doelen ruimtelijke adaptatie (pdf, 1.7 MB)
- Bijlage B.1. Voorbeelduitwerking Wateroverlast (pdf, 310 kB)
- Bijlage B.2. Voorbeelduitwerking Gevolgbeperking overstromingen (pdf, 234 kB)
- Bijlage B.3. Voorbeelduitwerking Droogte (pdf, 374 kB)
- Bijlage B.4. Voorbeelduitwerking Hitte (pdf, 300 kB)