Extreme hitte vraagt om aanpassing Nationaal Hitteplan
In de aanloop naar het NAS-symposium over lokale hitteplannen, op 8 oktober in Amersfoort, discussieerden twaalf experts over het omgaan met hitte in Nederland. Aanleiding was de extreem hete week in juli van dit jaar, die onverwacht leidde tot ongekende hitterecords en zelfs tot doden. Het gesprek was een initiatief van Madeleen Helmer van het NAS-team (Nationale klimaatadaptatiestrategie). Conclusie van het gesprek: er is behoefte aan meer kennis en aan een aanpassing van het Nationaal Hitteplan, bij extreme hitte.
Afgelopen zomer is het nationaal hitteplan drie keer geactiveerd. Dat is nog niet eerder zo vaak gebeurd. De week van 22 juli (week 30) was het meest extreem, met een hittegolf van zes dagen. Het werd op meerdere plaatsen in Nederland warmer dan 40 graden Celsius en dat was voor het eerst in de geschiedenis. Inmiddels heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek berekend dat 400 mensen vroegtijdig zijn overleden door de hitte. De ervaringen van deze zomer roepen nieuwe vragen op over het omgaan met hitte. Is Nederland hierop voldoende voorbereid? Madeleen Helmer van het NAS-team nodigde elf andere experts uit om hierover te brainstormen: Lisette Klok en Reint Jan Renes (Hogeschool van Amsterdam), Sofie te Boekhorst (GGD Hollands Midden), Kelly Koenen (GGD Rotterdam Rijnmond), Maarten Verkerk (Samen Klimaatbestendig), Wout Veldstra (Stichting Steenbreek), Ben Wichers Schreur (KNMI), Wiebke Klemm (gemeente Den Haag), Cor Jacobs en Joop Spijker (Wageningen Universiteit & Research) en Ton de Nijs (RIVM).
Grote invloed op dagelijks leven
De experts deelden hun eigen ervaringen met de hitte en wat bleek: ook op hen had het extreme weer veel invloed. Hitte-onderzoeker Lisette Klok was twee dagen in huis gebleven, omdat het daar minder heet was dan in de tuin, “maar nog steeds boven de dertig graden”. Wout Veldstra voelde zich voor het eerst in zijn leven belemmerd door het weer. In zijn huis bleef het relatief koel (28 graden) dankzij spouwmuurisolatie en een groene tuin. Wiebke Klemm hield met thermometers in en buiten het huis in de gaten wat de beste momenten waren om ramen en deuren open te zetten voor verkoeling. Joop Spijker hoorde van thuiszorgers in Harderwijk dat ze onvoldoende hulp konden geven aan ouderen, omdat ze door de hitte langzamer werkten en in de problemen kwamen met hun strakke tijdsschema. Kelly Koenen kreeg veel meldingen van senioren die in appartementen wonen waar het 35 graden werd. “We moeten minder ramen plaatsen in nieuwbouwwoningen. En slaapkamers mogen niet meer op het zuiden liggen.” Sofie te Boekhorst stemde hiermee in. “Bij het verduurzamen van woningen gaat het juist vooral om het vasthouden van warmte, maar er wordt geen rekening gehouden met de periodes dat de hitte juist uit de woning moet. Ook bij de bouw van scholen en kinderdagverblijven wordt te weinig rekening gehouden met periodes van grote hitte.”
Subjectieve beleving
Niet iedereen vindt hitte even erg, zo blijkt uit onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam. Medewerkers van de onderzoeksgroep van Lisette Klok hielden tijdens de hete dagen in juni straatinterviews in het centrum van Amersfoort. Twee derde van de ondervraagden gaf aan het ‘ergerlijk heet’ te vinden, maar er waren ook mensen die het prettig vonden. Klok: “Mensen die ergens vrijwillig zijn, bijvoorbeeld om er te recreëren, vinden hitte minder erg dan mensen die er moeten zijn omdat ze er wonen of werken.”
Hitteplan lijkt te werken
In de media was veel aandacht voor het Nationaal hitteplan en de maatregelen die mensen konden nemen, zoals veel drinken en uit de zon blijven. Madeleen Helmer: “Er waren weliswaar meer extra doden door de hitte dan vorig jaar – toen waren het er 150 – maar volgens het CBS zou een nog hoger aantal denkbaar zijn geweest, gezien de vergrijzing en de extreme hitte. We kunnen voorzichtig concluderen dat het hitteplan redelijk werkt.” Toch ontbreken nog veel gegevens. “We weten niet welke mensen door de hitte zijn overleden. Er is geen arts die ‘hitte’ als doodsoorzaak noteert, behalve misschien bij calamiteiten als een hardloopwedstrijd.”
Grens aan de werking van groen
Wiebke Klemm deed onderzoek naar de invloed van groen in de stad. “Hoe hoger de luchttemperatuur in een park is, hoe minder mensen er zijn.” Joop Spijker vroeg zich of dit te maken heeft met de dichtheid van de beplanting. “In mediterrane landen zijn parken waar geen spatje zonlicht door het bladerdek kan. Ik ben benieuwd of er onderzoek is gedaan naar het effect daarvan. Komen mensen dan wel?” Zijn collega Cor Jacobs had ervaring met een plein in een woestijnstad, met schaduwdoeken, water en groen als verkoelende maatregelen. Hier kwamen mensen wel heen. Verder merkte hij op dat groen ook wel echt groen moet zijn om te kunnen verkoelen. “Geel, dor grasland gedraagt zich bijna als een versteend wegdek.” Joop Spijker vulde aan: “Groen verkoelt als de huidmondjes van het blad zich openen – en dat doen ze alleen bij licht en als het niet te warm is. Op hete dagen, als de temperatuur na zonsondergang nog erg hoog is, draagt groen nauwelijks bij aan verkoeling. Dat scheelt overigens wel van boom tot boom.” In het topsectorproject ‘klimaatadaptief groen’ wordt hier onderzoek naar gedaan. Wiebke Klemm benadrukte: “In het algemeen is groen heel goed, maar voor piekmomenten in de temperatuur is groen alleen niet voldoende.”
Eikenprocessierups houdt mensen weg van groen
De eikenprocessierups zorgde dit jaar voor veel overlast. Kelly Koenen hoorde van veel mensen dat ze niet naar parken durfden te gaan. “We kregen honderden meldingen binnen en mensen gaven aan dat ze bang waren om naar een groene omgeving te gaan.” Joop Spijker, die ook werkt voor het kenniscentrum eikenprocessierups: “In week 25 tot 28 was het aantal door huisartsen geregistreerde klachten door de rups hoger dan bij een griepepidemie.”
Meer gegevens nodig
Op hete dagen zoeken veel mensen verkoeling in zwemwater, maar er zijn geen cijfers over mensen die ziek zijn geworden door zwemwater van slechte kwaliteit. Kelly Koenen: “We denken wel dat het speelt, we zouden hier meer over willen weten.” Madeleen Helmer voegde toe: “Er was deze en vorige zomer een stijging van de reddingsacties en drenkelingen.”
Ook is behoefte aan meer gegevens over zieken en doden door hitte. “Monitoring is belangrijk”, zei Ton de Nijs. Maarten Verkerk noemde eveneens arbeidsproductiviteit als belangrijke graadmeter. “We zouden meer moeten weten over het verlies aan arbeidsproductiviteit op een hete dag.”
Ook nog veel onkunde
Maarten Verkerk wilde een rolluik laten aanbrengen aan de buitenkant van zijn ramen, om de hitte buiten te kunnen houden. De leverancier adviseerde om dat niet te doen, “want dan wordt het vies”. Verkerk: “Het valt mij op dat hitte bij leveranciers geen onderwerp is.”
Hitteplan 2.0
Het KNMI kent geen code rood voor hitte; oranje is het maximum en bij code geel treedt het Nationaal hitteplan in werking. Tijdens de discussie komt de vraag boven of er wellicht een extra alarm bij moet komen. Cor Jacobs pleitte voor terughoudendheid. “Mensen kunnen ook kriegel worden van een veelheid aan codes. We zouden moeten testen of codes wel werken.” Reint Jan Renes zei dat codes alleen zin hebben als er een helder handelingsperspectief is. Daarbij is het volgens hem van belang dat de urgentie van juli wordt vastgehouden. “De meeste mensen zijn helemaal niet meer bezig met de hitte van toen.” Hij constateerde: “De mens kan helemaal niet zo goed omgaan met extremen. Ook beleidsmakers dus niet. Het is een heel eigen vraagstuk.”
Volgens Ton de Nijs is er behoefte aan een Hitteplan 2.0, met aandacht voor extreme hitte. Lisette Klok viel hem bij: “Het advies om binnen te blijven is niet het beste advies als het binnen heel heet is. Misschien moeten we denken aan koele schuilplaatsen in gebouwen, en die in kaart brengen.”
Communicatie is heel belangrijk
Reint Jan Renes pleitte voor ruime aandacht voor communicatie. “Denk na over het verhaal dat je vertelt, zowel naar de beleidsmakers als naar de bestuurders die de besluiten nemen. En denk vooral ook na over wie je gaat aanspreken; er is geen minister voor hitte, dus waar moet je zijn?” Hitte vraagt om een integrale aanpak constateerden de experts, en het ontbreekt juist aan samenhang tussen de departementen op het gebied van hitte. Ton de Nijs zei: “Het Deltaprogramma draait vooral om water, daar wordt gewerkt met grote budgetten. 400 doden door wateroverlast, dat is in Nederland ondenkbaar. Nu zijn er 400 doden door hitte, maar niemand neemt het voortouw.” Wiebke Klem hoorde dit sterftecijfer voor het eerst. “Ook in Den Haag staat hitte niet zo op het netvlies, daar gaat het vooral over wateroverlast. Het is heel goed om zo’n cijfer te communiceren, dat helpt bij het gesprek over maatregelen.”
Madeleen Helmer constateerde na afloop dat de bijeenkomst een rijke oogst aan ideeën had opgeleverd. “Wellicht is hier het Kennisplatform Hitte geboren."