De watertemperatuur staat in direct verband met de diepte van het watersysteem. Diepere wateren hebben een lagere maximumtemperatuur dan ondiepe wateren. Daar staat tegenover dat dieper water dat is opgewarmd minder snel afkoelt en voor langere tijd relatief warm kan blijven. Als een watersysteem minder dan een halve meter diep is, is het zeer kwetsbaar voor opwarming. Tussen een halve meter en 1 meter is het systeem kwetsbaar, en dieper dan 1 meter is het niet kwetsbaar om op te warmen.
De watertemperatuur staat ook in direct verband met de hoeveelheid zonlicht die op het water valt. Bomen en gebouwen creëren schaduw waardoor het water minder opwarmt. Wel is het zo dat warmte langer blijft hangen tussen gebouwen, met een hogere luchttemperatuur tot gevolg. Als meer dan 25% van een watergang in de schaduw ligt, is deze niet kwetsbaar voor opwarming. Als tussen 10 en 25% van een watergang in de schaduw ligt, maakt dat de watergang kwetsbaar voor opwarming.
Een watersysteem waarin veel water uit kwel afkomstig is, is relatief koel. Dit komt omdat water uit de grond een lagere temperatuur heeft dan oppervlaktewater. Hoe meer water vanuit kwel in het watersysteem stroomt, hoe minder het water opwarmt. Als er meer dan 0,5 mm per dag kwelwater in stroomt, is het systeem niet kwetsbaar voor opwarming.
Gebouwen, huizen, wegen en stenen houden veel warmte vast. Op zomerse dagen kan het verschil tussen de stad en het omringend gebied wel oplopen tot 7 of 8 graden Celsius. Met een hogere luchttemperatuur warmt oppervlaktewater overdag sneller op en kan het water warmte in de nacht minder goed kwijt aan de lucht. Als een watersysteem omringd is door veel steen en beton, is het zeer kwetsbaar voor opwarming. Ligt het in een mix van steen/beton en groen dan is het kwetsbaar voor opwarming. Als een watersysteem in een groene, open omgeving ligt, is het niet kwetsbaar voor opwarming.