Groen en schaduw helpen beste tegen hitte in de stad

Gepubliceerd 28 mei 2020

Hoe kunnen we onze steden en dorpen hittebestendig inrichten? Om deze vraag te beantwoorden heeft de Hogeschool van Amsterdam samen met Hanzehogeschool Groningen, Wageningen Environmental Research (WENR) en Tauw een consortium gevormd met zo’n twaalf gemeenten. Samen hebben zij de afgelopen twee jaar onderzocht wat gemeenten nodig hebben om hun buitenruimten hittebestendig te kunnen inrichten. Jeroen Kluck, projectleider Hittebestendige Stad, vertelt in dit interview meer over het onderzoek.

Wat was de aanleiding voor dit onderzoek?

‘Veel gemeenten zijn er al mee bezig om de omgeving klimaatbestendig in te richten. Maar hoe doe je dat precies voor hitte? Daar weten we nog weinig over. Iedereen weet wel dat bomen en groen helpen tegen hitte. Maar hoe weet je als gemeente waar je iets moet doen? Welke maatregelen helpen? Gemeenten hebben daarnaast behoefte aan concretere normen of richtlijnen. Want hittebestendig inrichten moet concurreren met andere opgaven in de stad. Als je geen duidelijke richtlijnen hebt, is dat lastiger. Wanneer is een plek groen genoeg?’

Wat hebben jullie precies onderzocht?

‘Ons onderzoek gaat over de buitenruimte. Hitte is ook relevant voor zorg en gebouwen. Die onderwerpen hebben we in het begin wel verkend, met een mindmap. Maar daarna hebben we ons gericht op de buitenruimte. Met dit onderzoek willen we gemeenten handvatten geven waarmee ze de buitenruimte in de stad hittebestendiger kunnen maken. Dat hebben we gedaan in drie stappen:

  1. We hebben eerst onderzoek gedaan naar de hitteopgave van de stad: in hoeverre is hitte een probleem?
  2. Daarna hebben we op een rij gezet welke hittemaatregelen er zijn en onderzocht hoe effectief deze zijn.
  3. Uiteindelijk hebben we de bevindingen verwerkt in drie duidelijke en toetsbare ontwerprichtlijnen, waar gemeenten zelf mee aan de slag kunnen.’

Kun je ons meer vertellen over de eerste stap: de hitteopgave?

‘Hoe bepaal je nu als stad wat je hitteopgave is? Als gemeente moet je zelf bedenken wat je acceptabel vindt. Wanneer vind je de stad nog leefbaar en comfortabel? Tot welke temperatuur is de stad hittebestendig? Om de hitteopgave toch concreter te maken, geven we in het rapport een overzicht van hittekaarten waarmee gemeenten inzicht kunnen krijgen in de hitteopgave van een gebied. Uit ons onderzoek blijkt dat de hitteopgave afhangt van twee verschillende soorten temperatuur: de luchttemperatuur en de gevoelstemperatuur. Hoge luchttemperaturen gedurende meerdere dagen kunnen leiden tot problemen met slapen en gezondheid. Het gaat dan om stadsbrede temperaturen overdag en ‘s nachts. Daarnaast kan het overdag tijdens een warme dag op bepaalde plekken erg heet worden: op die plekken is de gevoelstemperatuur heel hoog. De gevoelstemperatuur varieert van plek tot plek en is afhankelijk van verschillende factoren, zoals luchttemperatuur, luchtvochtigheid en warmtestraling. Zo is de gevoelstemperatuur in de zon bijvoorbeeld zo’n 10 tot 15 graden hoger dan in de schaduw. De gevoelstemperatuur noemen we ook wel de PET-waarde. Een hoge gevoelstemperatuur kan leiden tot hittestress.’

Dan de tweede stap: welke maatregelen kunnen helpen tegen hitte?

‘In de tweede stap van het onderzoek geven we aan hoe effectief verschillende hittemaatregelen zijn. Daarvoor leggen we eerst uit wat je kunt doen om de buitenruimte te verkoelen: door schaduw, wind, verdamping of weerkaatsing. Daarmee kun je de twee temperatuursoorten verlagen:

  1. Je kunt de gemiddelde luchttemperatuur van de stad verlagen, zodat het aantal hete dagen en nachten in de stad minder wordt.
  2. Je kunt de gevoelstemperatuur van locaties verlagen, zodat mensen overdag buiten verkoelende plekken kunnen vinden, of koele looproutes kunnen nemen.

Alle mogelijke maatregelen die je daarvoor kunt nemen, hebben we in een overzicht gezet en we hebben onderzocht hoe effectief deze maatregelen zijn. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat bomen het meeste effect hebben. Zij zorgen niet alleen voor schaduw, waarmee de gevoelstemperatuur daalt. Maar ze dragen door verdamping ook bij aan de verlaging van de stadsbrede luchttemperatuur.’

Hoe verlaag je de luchttemperatuur?

‘Uit ons onderzoek blijkt dat je de luchttemperatuur kunt verlagen door te zorgen voor meer groen in de stad. Groen zorgt voor verdamping, waardoor de temperatuur iets omlaag gaat. Als je de stad bijvoorbeeld 10 procent groener maakt, wordt de luchttemperatuur een halve graad lager. En als je de stad 20 procent groener maakt, gaat de temperatuur een graad omlaag. Ook al kun je de luchttemperatuur maar met een halve tot 1 graad verlagen, toch heeft dit effect. Je kunt daarmee namelijk wel het aantal hete dagen en nachten in de stad omlaag brengen.’

Hoe verlaag je de gevoelstemperatuur?

‘Om de gevoelstemperatuur te verlagen, moet je vooral schaduw creëren. Schaduw doet heel veel: in de schaduw is het 10 tot 15 graden koeler dan in de zon. Dat scheelt enorm. Voor de temperatuur maakt het daarbij niet uit of je schaduw hebt van bomen of van gebouwen. Maar groen heeft ook allerlei andere voordelen. Mensen zijn bijvoorbeeld een stuk gelukkiger met groen en water in de buurt.’

Dan de derde stap: hoe zien de drie ontwerprichtlijnen eruit?

‘Op basis van stap 1 en 2 hebben we drie ontwerprichtlijnen gemaakt. Belangrijk om te weten is dat het richtlijnen zijn. Want elke gemeente mag zelf zijn eigen keuzes maken in de ruimtelijke inrichting. Daarnaast zijn er nog geen normen voor hitte. We kunnen bijvoorbeeld wel zeggen dat er niet vaker dan zo vaak per jaar zeer extreme hittestress is. Maar waar leg je die grens? Voor hoeveel dagen, voor welke mensen, op welke plek? Met deze ontwerprichtlijnen willen we gemeenten helpen om richting te geven. Zodat zij zelf kunnen bepalen wat ze hittebestendig vinden en ze hun ontwerpen kunnen toetsen. En zodat ze bepaalde hittemaatregelen wel kunnen eisen. Dit zijn de drie ontwerprichtlijnen:

  1. Afstand tot koelte: de afstand tot koelte vanaf elke woning is kleiner dan 300 meter. Dat moet een aangename, koele verblijfplek zijn. Bijvoorbeeld een parkje met gras en een bankje in de schaduw. Maar ook met ruimte voor wat zon. Plekken waar je wilt blijven als het heel heet is.
  2. Percentage schaduw in loopgebieden: er moet genoeg schaduw zijn op de stoep en in alle wijken.
  3. Percentage groen: er moet genoeg groen zijn. Daarvoor hebben we voorstellen gedaan per wijktype.

Gemeenten zullen deze richtlijnen misschien niet meteen overnemen. Maar ik verwacht wel dat ze denken: o ja, dat is een goede manier om ernaar te kijken. En dat ze daarmee durven om keuzes te maken. Het mooist zou zijn als gemeenten deze richtlijnen vastleggen als het beleid dat ze voorlopig gaan voeren. Gemeenten kunnen nog aanhaken bij een vervolgonderzoek om de implementatie van deze richtlijnen te onderzoeken.’

Wat zijn de belangrijkste resultaten?

‘De belangrijkste resultaten zijn:

  • We geven inzicht in het effect van verschillende maatregelen.
  • We maken duidelijk dat je een stad via twee verschillende doelstellingen hittebestendiger maakt: via het verlagen van de luchttemperatuur en de gevoelstemperatuur. En we leggen uit op welke manieren je beide temperaturen kunt verlagen.
  • Met de drie richtlijnen geven we gemeenten doelstellingen die zo vrij zijn dat een ontwerper de ruimte volgens eigen inzicht kan inrichten. En die tegelijk zo concreet en meetbaar zijn dat mensen bij aanpassing in de buitenruimte durven zeggen: we moeten echt maatregelen nemen om deze plek hittebestendiger te maken.’

Welke hulpmiddelen hebben jullie verder ontwikkeld?

‘Het rapport Een koele kijk op de inrichting van de buitenruimte hebben we expres uitgebracht als een boek dat de mensen in het werkveld meteen kunnen gebruiken. Daarin vind je naast de drie richtlijnen ook andere hulpmiddelen:

  • Mindmap ‘Hitte in de stad’: hierin zie je in vijf thema’s wat de gevolgen zijn van hitte in de stad, en wat voor oplossingsrichtingen er zijn. Deze mindmap kunnen gemeenten gebruiken om het thema te verkennen en om te bepalen met welke hitteproblemen ze als eerste iets willen doen.
  • Thermal walk: met deze onderzoeksmethode kunnen gemeenten zelf hitte meten en ervaren. De Thermal walk helpt om te begrijpen hoe verschillende factoren de gevoelstemperatuur en de thermische beleving van bepaalde plekken of routes beïnvloeden. Dit kan ook een mooie tool zijn om te gebruiken voor de risicodialoog.
  • EfFact checker: in de Effact checker vind je antwoord op verschillende vragen uit de praktijk over hittemaatregelen in de buitenruimte.
  • Overzicht van het effect van hittemaatregelen: welke maatregelen helpen tegen hitte?

Daarnaast kwam er in juni nog een extra rapport uit dat Coolkit heet. Dat is hetzelfde verhaal als in het onderzoeksrapport, maar dan vertaald voor ontwerpers. Dit hebben we samen met ontwerpbureau KuiperCompagnons gemaakt.’

Waar is verder onderzoek naar nodig?

‘We hebben veel ideeën voor vervolgonderzoek! Het eerste idee is dat we de ontwerprichtlijnen nog beter willen definiëren, samen met gemeenten. Zo willen we een goede definitie maken van een aangename, koele verblijfsplek. Ook willen we samen met gemeenten onderzoeken hoeveel schaduw nu echt nodig, haalbaar en gewenst is in een loopgebied. We hebben wel een voorstel gedaan voor percentages, op basis van wat we gezien hebben en wat haalbaar is. Maar zijn dat ook de percentages die het beste werken? Hetzelfde geldt voor de groenpercentages. Dat willen we komende zomer onderzoeken door met zo’n 5 of 6 gemeenten koele en niet-koele plekken te bezoeken, te meten en mensen te interviewen. En van straten willen we ook foto’s nemen, zodat gemeenten een percentage kunnen vertalen naar een straatbeeld. Op die manier willen we de percentages en definities van koele plekken concreter maken, zodat gemeenten nog meer vertrouwen hebben in wat ze kunnen kiezen.’

Over Jeroen Kluck
Jeroen Kluck is sinds 2008 lector van Water in en om de stad bij de Hogeschool van Amsterdam. Hij leidt een onderzoeksteam van tien mensen die allemaal bezig zijn met klimaatbestendig inrichten. Het team is heel divers: van meteorologen en hydrologen tot stedenbouwkundigen, civiele techneuten en landschapsarchitecten. Daarnaast werkt Jeroen bij Tauw, waar hij advies geeft over het klimaatbestendig inrichten van steden. Een mooie combinatie van onderzoek en praktijk. Jeroen heeft Civiele Techniek gestudeerd aan de Technische Universiteit in Delft. Daar is hij gepromoveerd op een onderzoek naar rioolstelsels. Geleidelijk aan is hij boven de grond uitgekomen en nu houdt hij zich bezig met de inrichting van de stad, en doet hij onderzoek met en voor dat werkveld.