Welke hulp kunnen boeren krijgen bij klimaatadaptatie?

De verantwoordelijkheid om een agrarisch bedrijf klimaatbestendiger te maken, ligt in eerste instantie bij de boer en tuinder zelf. Maar sommige oplossingen moeten op grotere schaal worden genomen. Daarnaast kunnen boeren en tuinders bijdragen aan de aanpak van regionale opgaven, bijvoorbeeld via bodem- en watermaatregelen. Partijen in de keten en overheden kunnen de boer en tuinder hierbij ondersteunen.

Cartoon over wat er allemaal op de moderne boer afkomt

Steun via kennis, innovatie en financiering

Overheden en partijen in de keten kunnen boeren en tuinders stimuleren om adaptatiemaatregelen in hun bedrijf te nemen door ze te steunen met kennis, innovatie of financiering. Bovendien zijn er veel partijen die een belang hebben bij een vitale agrarische sector, zoals verzekeraars, banken, loonwerkers, leveranciers van zaden en voer, afnemers van agrarische producten en de consument. Zij kunnen boeren bijstaan in het omschakelen naar een aangepaste bedrijfsvoering. En kennisinstellingen en veredelaars kunnen bijvoorbeeld technologische innovaties aandragen en teelten ontwikkelen die minder water nodig hebben. Waterschappen kunnen samen met de boer het watersysteem optimaliseren voor waterbeschikbaarheid en -kwaliteit. Daarvoor werken de waterschappen onder meer in het Deltaprogramma Zoetwater, het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) samen met het Rijk, de provincies en de boeren en tuinders. Daarnaast kunnen ketenarrangementen worden aangepast of vernieuwd. Dat kan bijvoorbeeld door boeren en tuinders via de systematiek Kritische Prestatie Indicatoren Kringlooplandbouw te belonen voor de (adaptatie)maatregelen die zij nemen.

Leren van het buitenland

Door internationale kennisuitwisseling kan de land- en tuinbouwsector leren van andere landen: hoe past de sector zich daar aan de gevolgen van klimaatverandering aan? Met de brochure International Exchange on Climate Adaptation in Agriculture wil het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) die internationale kennisuitwisseling stimuleren. Zo kunnen boeren, tuinders, ketenpartijen en overheden leren van adaptatiemaatregelen en beleidsontwikkelingen van collega’s in landen rond de Middellandse Zee en Zuidwest-Frankrijk. Die landen hebben nu bijvoorbeeld al last van extreme droogte en warmte. Leren van het buitenland levert een belangrijke bijdrage aan het handelingsperspectief op nationaal niveau. Dat blijkt ook uit het project EJP Soil, waarin verschillende Europese landen werken aan projecten over en onderzoek naar onder andere (landbouw)bodems en klimaatadaptatie van de landbouw.