‘Bied duidelijkheid aan de boeren’

Bijeenkomst Klimaatadaptatie landelijk gebied op 13 februari in Utrecht.

Ruim 70 deelnemers kwamen bijeen in Utrecht voor de bijeenkomst ‘Klimaatadaptatie landelijk gebied – kansrijke gebiedsprocessen’. De grote vraag was: hoe kunnen landbouw en natuur in het landelijk gebied beter aansluiten op de Deltaprogramma’s Zoetwater en Ruimtelijke adaptatie? “Het is belangrijk om duidelijkheid te bieden aan de boeren.”

Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw

Dagvoorzitter was Stefan Kuks, watergraaf Vechtstromen en voorzitter van het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie (RA). Hij ontving het eerste exemplaar van het ‘Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw’ uit handen van Inge Lardinois van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). LNV had een jaar aan het actieprogramma gewerkt, samen met een aantal partners: Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO), het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), de Unie van Waterschappen, provincies, gemeenten en het Verbond van Verzekeraars.


Afbeelding: Stefan Kuks ontvangt het eerste exemplaar van het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw van Inge Lardinois.

Meer programma’s dan boeren

“We moeten meer redeneren vanuit de mensen die wonen, werken en recreëren in het landelijk gebied”, zei Sander Band, expert gebiedsgericht werken bij het ministerie van LNV. “We moeten voorkomen dat zij denken: ‘Wat zijn die overheden toch allemaal aan het doen?’ Laatst zei iemand tegen mij: ‘Er zijn hier meer programma’s dan boeren’. Dat vind ik een reden tot zorg.”

De weg van een waterdruppel

Het jaar 2018 was uitzonderlijk droog. We pompten ruim 100 miljard liter water op, ruim vier keer zoveel als het jaar daarvoor. Volgens Lardinois heeft Nederland het eigenlijk té goed georganiseerd. “Vroeger deed een waterdruppel er zestien dagen over om van de Hoge Zandgronden naar het IJsselmeer te stromen. Nu is dat negen uur. We zijn goed in het afvoeren van water, maar hoe kunnen we het ook vasthouden? Daar kan de landbouw een rol een in spelen.”

Duidelijkheid

De boer raakt in verwarring door de vele veranderingen, merkte Kuks op. Hoe houd je de positieve energie erin? “Duidelijkheid bieden”, antwoordde Band kortweg. “Dat is ingewikkeld, want de brede coalitie worstelt en komt er samen niet uit. Daar moeten we iets mee.”

Deltaprogramma Zoetwater

Dolf Kern van Hoogheemraadschap Rijnland vertelde over de stand van zaken van het Deltaprogramma Zoetwater. Het jaar 2018 was een wake-up-call. “Voor die tijd moesten we altijd roepen: ‘Zoetwater is ook belangrijk’. Dat is gelukkig niet meer nodig. Iedereen weet nu dat het een serieuze opgave is.” De deltabeslissing Zoetwater (2015) omvat een grote ambitie: samenwerken om waar mogelijk zoetwater beschikbaar te houden en voorbereid te zijn op een tekort. “Waterbeheerders proberen in dialoog met gebruikers helderheid te bieden over de beschikbaarheid en de risico’s op een tekort. In 2020 zullen die dialogen niet overal zijn afgerond, maar je ziet dat het ook niet overal nodig is”, aldus Kern. “We hebben wel prioritaire gebieden aangewezen. In een groot deel van Nederland moet je rekening houden met de grenzen van waterbeschikbaarheid, onder meer in bedrijfsvoering en ruimtelijke ordening. Daar gaan we mee aan de slag.”

Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie

Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (RA) bevat afspraken over hoe overheden de schade door wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingen gaan beperken. Dat vertelde Sofie Stolwijk, programmamanager Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie. Het Deltaplan RA (verschenen in september 2017) bevat zeven ambities, plus een tijdpad per ambitie. “In 2019 zijn overal stresstesten uitgevoerd die de risico’s van een gebied in kaart brengen”, vertelde Stolwijk. “2020 is het jaar van de risicodialogen en het samenstellen van een uitvoeringsagenda. Uiterlijk in 2024 moet alles verankerd zijn in omgevingsvisies.”

De koppeling met het Deltaprogramma Zoetwater is belangrijk, benadrukte Stolwijk. “De stresstesten voor droogte zijn gekoppeld aan het waterbeschikbaarheidsproces van zoetwater. De komende tijd gaan we ook op het gebied van kennisontwikkeling nog meer samenwerken, ook voor natuur en landbouw.”

Over naar de praktijk

Hoe zien al die programma’s er in de praktijk uit? Betrokkenen lichtten in een korte pitch vijf praktijkvoorbeelden toe.

  • Gebiedsproject Meerssen – pilotproject DPRA

In mei 2018 stond de Stationsstraat in Meerssen onder water. Vanuit de akkers stroomde ook modder door de straten. “We hebben daarom vanuit een helikopter in beeld gebracht hoe de stroombanen lopen”, vertelde Marlie Berghs van Waterschap Limburg. “Via de akker stroomt het water met gronddeeltjes het rioleringssysteem in en komt het terecht in de bebouwde kom.”

Het waterschap bracht in kaart waar de overlast zat, samen met bewoners, boeren en bedrijven. Zo konden ze samen de opgaven definiëren: wat is er nodig om de wateroverlast bij heftige buien in de toekomst te beperken? Berghs: “We moeten samen aan die opgaven werken. Er moet aan vier knoppen gedraaid worden: het landelijk gebied, het stedelijk gebied, het watersysteem en de woningen.”

Berghs zoomde in op het landelijk gebied. Daar moet de komende jaren 10 millimeter extra water per bui geborgen worden. Om dat voor elkaar te krijgen, stelde Meerssen samen met de boeren een overzichtelijke maatregelenkaart op. “Dat concept kunnen we breder uitrollen.”

  • Slimmer doorspoelen in Haarlemmermeer

Haarlemmermeer is een laaggelegen polder met veel landbouw waar zout water uit de ondergrond naar boven komt. Doorspoeling zorgt ervoor dat het water zoet blijft. Het gaat om 25 miljard liter per jaar. “Je wilt dat doelmatig doen en je wilt ook de akkerbouw en de bloemtelers een mooie toekomst bieden”, aldus Dolf Kern van Hoogheemraadschap Rijnland. Haarlemmermeer houdt het waterpeil op zes meter onder zeeniveau. “We trekken diep grondwater aan en dat is zout. Dagelijks komt er 300 ton zout naar boven. Doorspoelen is een oplossing, maar dat proberen we zo doelmatig mogelijk te doen.” De provincie Noord-Holland, de gemeente en de sector zijn met elkaar in gesprek gegaan: hoe kan het handiger? “Alle telers in het gebied hebben eigen apparatuur gekregen om zout te meten, waarmee ze het water in de sloten kunnen analyseren. Op een gekoppelde website kunnen ze zien wat ze meten. Zo weet de sector beter waar ze aan toe is.”

  • Pilot gemeenschappelijk landbouwbeleid Hoe? Zo!

Het Europese gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) verandert in 2022-2023. In Friesland is een pilot gestart die zich richt op het ontwikkelen van maatregelen die bijdragen aan de doelen van het GLB. “We hebben effectieve en laagdrempelige maatregelen bedacht die makkelijk in te passen zijn in de boerenbedrijfsvoering”, aldus Evie van der Velden van Noardlike Fryske Wâlden. “Bijvoorbeeld een puntensysteem dat het uitvoeren van maatregelen door boeren kan belonen.” Gebiedspartijen dachten mee over de maatregelen, maar ook een boerendenktank. “Op basis daarvan hebben we een gebiedsplan geschreven.”

  • Veenweiden in beweging, Kamerik

In Kamerik onderzoekt een team van ambtenaren uit verschillende overheden het gemeenschappelijk doel op het vlak van klimaatadaptatie. In voorbereiding daarop brachten zij de opgaven in kaart. Het gaat om een gebied van 2.100 hectare, met 40 boeren, 50 ondernemers en 4.000 inwoners. “We hebben tegen de boeren gezegd: ‘Help ons beter beleid te maken’”, aldus Roelof Westerhof van ORG-ID. “De opgaven vanuit de overheden waren duidelijk, maar we wilden ook de opgaven vanuit de boeren inventariseren. Gezamenlijk hebben we de onderzoeksagenda bepaald. Nu is het zaak dat we ambities gaan selecteren, want we kunnen niet alles tegelijk doen.”

  • Actieplan Bodem & Water Flevoland

Flevoland zet in op duurzame landbouw. Het Actieplan Bodem & Water (ABW) is hierin een belangrijke verbindende factor. Het ABW zorgt ervoor dat kennis over bodem- en waterbeheer gedeeld wordt, met als doel: bewustwording en nieuwe handelingsperspectieven creëren. Boeren gaan met elkaar het land op en bekijken samen de bodemstructuur. De bodemstructuur is leidend voor adaptatie en ontstaat als resultaat van een bouwplan en organisch stof- en gewasmanagement. “Er is een goede samenwerking tussen drie partijen: de provincie Flevoland, de sector en het waterschap Zuiderzeeland”, aldus programmaleider Wim Dijkman. “Het initiatief voor acties ligt bij de ondernemers.”

Verkenningsrondes

De praktijkvoorbeelden uit het plenaire programma vormden de basis voor twee verkenningsrondes. Deelnemers dachten in groepen na over de grote vraag: hoe kunnen landbouw en natuur in het landelijk gebied beter aansluiten op de Deltaprogramma’s Zoetwater en Ruimtelijke adaptatie, en welke lessen voor gebiedsprocessen kunnen we trekken uit de praktijkvoorbeelden? Aan het einde van de middag kwamen alle deelnemers weer bijeen om de belangrijkste bevindingen met elkaar te delen.

Solidariteit

De discussie over het gebiedsproject in Meerssen ging vooral over solidariteit. De bewoners in het gebied zijn de dupe van de overstromingen. De oplossing ligt bij de boeren, maar zij hebben zelf niet zoveel last van de overstromingen. Hoe zet je hen aan het werk zonder dat zij daarbij een direct belang hebben? Een tweede onderwerp was het inrichten van een gebiedsfonds, waarbij de partijen gezamenlijk de meest effectieve en efficiënte maatregelen tegen wateroverlast financieren.

Open gesprek

De Haarlemmermeergroep concludeerde dat de overheid niet op voorhand het probleem en de oplossing moet vaststellen, maar eerst in overleg moet gaan met alle belanghebbenden. “Je moet een open gesprek voeren en duidelijk uitstralen dat je kritiek serieus neemt en ermee aan de slag gaat”, aldus Dolf Kern, namens de groep.

Wie doet wat?

Ga op zoek naar de gemene deler in een gebiedsproces, suggereerde de groep die sprak over de Friese GLB-pilot. Wat doe je al? Wat zijn de gemeenschappelijke doelen? Maar ook leiderschap kwam naar voren als belangrijke factor. Wie doet wat? “Het is belangrijk dat één of twee partijen de kar trekken in zo’n proces”, aldus Evie van der Velden. “Maar maak het proces niet te groot, het moet herkenbaar blijven. Kijk goed naar de begrenzing van een gebied voordat je een proces opstart.”

Bandbreedte

De groep ‘Veenweiden in beweging’ sprak over compromissen. ”Het lukt niet altijd om alle doelen te halen”, zei Roelof Westerhof. “Dan moet je een bandbreedte vaststellen tussen goed genoeg en optimaal. Zorg voor een kader.” Daarnaast werd de systematiek van KPI’s (key performance indicators) als inspiratie gebruikt. “De omgevingswijzer van Rijkswaterstaat zou als denkmodel kunnen dienen om KPI’s op te zetten. Deze wijzer is niet zo technocratisch, maar mist wel afrekenbare ambities.”

Geen kaders

De groep die bijeenkwam voor het Actieplan Bodem & Water Flevoland sprak ook over kaders, maar kwam juist tot de conclusie dat het misschien beter is niet te veel in te kaderen, maar juist een inspirerende vraag mee te geven. “Soms kan je dan meer bereiken dan je van tevoren had gedacht”, zei Machtelt Meijer van het ministerie van LNV. “Maak gebruik van elkaars deskundigheid. En heb daarbij ook respect voor elkaars belangen.”

Koppelen van functies

Tot slot reflecteerden Inge Lardinois (ministerie van LNV), Sofie Stolwijk (Deltaprogramma RA) en Lejo van der Heiden (ministerie van LNV) op de middag. Lejo van der Heiden merkte op dat natuur niet zoveel ter sprake kwam tijdens de bijeenkomst. Op de vraag of meer natuurareaal gunstig zou zijn voor klimaatadaptatie, antwoordde hij bevestigend. “Maar dat hoeft niet ten koste te gaan van landbouwproductie”, verhelderde hij. “Bij landbouw moeten we de productie meer los gaan zien van het areaal. We moeten anders met landbouw omgaan.” Tegelijkertijd pleitte hij voor een zachtere scheiding tussen natuur en landbouw. “We kunnen de natuur niet in stand houden als we niks aan landbouw doen.”

Inge Lardinois was vooral enthousiast over het aan elkaar koppelen van functies. “Als je de bodem goed beheert, dan is dat goed voor de waterberging, maar ook voor de biodiversiteit. Multifunctionaliteit is belangrijk.” Lardinois merkte op dat we wel moeten oppassen dat het niet te complex wordt. “Als je alles integraal met elkaar gaat verbinden, dan wordt het ingewikkeld. De opgaven die lokaal spelen moeten centraal staan. Pas daarna kun je verbindingen leggen met andere doelen.”

Het Deltaprogramma RA is in eerste instantie gestart om te kijken naar mogelijke veranderingen in de gebouwde omgeving in de stad. “We hebben dit met het Deltaplan in 2017 verbreed naar het landelijk gebied”, zei Stolwijk. “We moeten hierin nog wel een aantal stappen in zetten, maar er gebeurt ook al heel veel. “Mensen denken vaak dat het Deltaprogramma RA alleen om de watersector gaat, maar water raakt alle sectoren, waaronder landbouw en natuur. Dat zie je vandaag terug. Het komt allemaal bij elkaar.”