Laag 1: een overstroming zoveel mogelijk voorkomen
In het Nationaal Deltaprogramma is waterveiligheid een van de drie hoofdthema’s. Concrete maatregelen om dit beleid uit te voeren, staan beschreven in het Deltaplan Waterveiligheid. Op deze pagina lees je wat er gebeurt om overstromingen zoveel mogelijk te voorkomen.
Wie heeft de taak om overstromingen te voorkomen?
Waterbeheerders hebben de taak om overstromingen te voorkomen en om te zorgen dat er voldoende water is. De waterbeheerders in Nederland zijn Rijkswaterstaat en de waterschappen. Daarnaast zijn ook provincies betrokken bij de waterveiligheid. Hieronder lees je wat de taken van Rijkswaterstaat, waterschappen en provincies zijn op het gebied van waterveiligheid.
- Rijkswaterstaat (RWS) is verantwoordelijk voor het beheer van de grote wateren, zoals de zee en de rivieren. RWS waarschuwt de verantwoordelijke overheden op tijd voor hoogwater of storm op zee. Daarnaast onderhoudt RWS dijken, dammen, stuwen en stormvloedkeringen. Ook beschermt RWS de kust en geeft het rivieren meer ruimte. Bijvoorbeeld door uiterwaarden te verdiepen en nevengeulen aan te leggen.
- Waterschappen zijn verantwoordelijk voor de regionale wateren, zoals kanalen en poldervaarten. Zij beheren de dijken en waterkeringen van deze wateren, en beschermen zo ook het land tegen overstromingen.
- Provincies bepalen de beleidskaders en doelstellingen om overstromingen vanuit regionale wateren te voorkomen. De waterschappen geven invulling aan dit beleid en voeren de maatregelen uit.
Wat gebeurt er om overstromingen te voorkomen?
De huidige strategie om Nederland tegen overstromingen te beschermen bestaat uit een combinatie van dijkversterking, meer ruimte voor de rivieren en de kust verhogen met zand uit de Noordzee (zandsuppleties):
- Dijkversterking: waterschappen en Rijkswaterstaat werken samen aan dijkversterking in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Dit programma heeft een programma voor zes jaar en een doorkijk naar de daaropvolgende zes jaar. Het doel van het HWBP is dat alle primaire waterkeringen in 2050 aan de normen voldoen. Daarmee heeft iedereen die in Nederland achter een primaire waterkering woont, uiterlijk in 2050 ten minste een beschermingsniveau van 1 op 100.000 per jaar (0,001%). Zo’n 1.500 kilometer dijk en ruim 400 kunstwerken worden versterkt. Het HWBP omvat ook projecten voor kennisontwikkeling en innovatie.
- Ruimte voor de Rivier: door klimaatverandering neemt extreme neerslag toe, waardoor de Rijn en de Maas meer rivierwater naar zee moeten kunnen afvoeren. Daarom versterkt Rijkswaterstaat niet alleen de dijken, maar worden ook de rivieren verbreed. Hierdoor is er meer ruimte om hoogwater op te vangen. Ruimte voor de Rivier past in de visie om water en bodem meer sturend te laten zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen. Daar is wel een omslag voor nodig in het denken over de inrichting van Nederland. Lees in het kennisdossier ‘Water en bodem als basis: een transitie’ meer over deze visie.
- Zandsuppleties: Rijkswaterstaat versterkt de Nederlandse duinenkust met zand. Zo houdt ze de kust op zijn plaats en blijft ons land beschermd tegen de zee. Dat doet Rijkswaterstaat met behulp van zandsuppleties. Daarbij leggen baggerschepen zand uit de Noordzee aan op het strand of op de zeebodem vlak voor de kast.
Uit de Tussenbalans van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging blijkt dat we met deze maatregelen technisch gezien drie meter zeespiegelstijging kunnen opvangen.
Werkt de huidige aanpak ook voor de lange termijn?
We weten zeker dat de zeespiegel stijgt, maar het is niet zeker hoe snel de zeespiegel de komende eeuwen stijgt. Daarom weten we nog niet wat voor de toekomst de beste manier is om de gevolgen van zeespiegelstijging op te vangen: de huidige strategie blijven volgen, een strategie met heel andere maatregen of een combinatie van beide. Het is daarom belangrijk om al in de huidige aanpak met die onzekerheid rekening te houden. Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging blijft de zeespiegelstijging goed monitoren waardoor het eventuele versnellingen van de zeespiegelstijging snel kan signaleren. Zo blijven we goed voorbereid en kunnen we als dat nodig is de strategie voor waterveiligheid aanpassen.
Welke andere aanpakken zijn er mogelijk voor de lange termijn?
Hoewel onze huidige maatregelen een overstroming nu nog voorkomen, is het verstandig om ook na te denken over mogelijke andere oplossingen voor de lange termijn. Vanuit het Kennisprogramma Zeespiegelstijging worden er drie denkrichtingen verkend:
- Meebewegen: we passen het landgebruik en de samenleving zoveel mogelijk aan de zeespiegelstijging aan. Water krijgt veel meer ruimte, waardoor mogelijk op veel plekken zilte landbouw noodzakelijk wordt. Ook zullen er meer verhoogde of drijvende woningen moeten komen.
- Beschermen: we kiezen vooral voor het inzetten van waterbouwkundige werken, zoals dat nu ook het geval is. Het land wordt dan vooral beschermd door middel van dijkversterkingen, stormvloedkeringen, sluizen, stuwen, gemalen en pompen. Riviermondingen kunnen deels of helemaal afgesloten worden.
- Zeewaarts: we leggen een groot meer aan voor de kust van Zuidwest-Nederland, om hoge rivierafvoeren tijdelijk te bergen en om verzilting te verminderen. Op die manier zouden we ingewikkelde maatregelen langs de riviermondingen kunnen beperken.
We kunnen dus verschillende strategieën volgen om een overstroming te voorkomen. Bij allemaal is het belangrijk om nu al langs de waterkeringen ruimte te ‘reserveren’. Zo kunnen we daar in de toekomst extra maatregelen nemen als dat nodig blijkt.