Noordwaard
De Noordwaard was na de Elizabethsvloed in 1421 eeuwenlang een getijdengebied van zo’n 4000 hectare. Na de afsluiting van het Haringvliet in 1970 liep het getijdenverschil terug van meer dan 2 meter tot nog maar 30 centimeter. Daarna is de Noordwaard helemaal ingepolderd. Maar de toename van hevige regenbuien, de stijgende zeespiegel en meer woningbouw en verharding in de bovenstroomse delen, zorgden samen voor extra risico’s op overstromingen.
Als antwoord op de overstromingen in 1993 en 1995 kwam toen eerst het Deltaplan Grote Rivieren, met als aandachtspunt dijkversterking. In 2006 tot 2017 volgde het programma Ruimte voor de Rivier, een programma om de waterveiligheid in het rivierengebied te vergroten door de rivier meer ruimte te geven. Eén van de maatregelen daarvan was het ontpolderen van bepaalde gebieden, zodat deze onder water konden lopen tijdens hoogwater. De Noordwaard was één van de gebieden die aangewezen werd om te ontpolderen.
Wat zijn de opgaven rond de Noordwaard?
Sinds de jaren ’90 was het risico op overstromingen vanuit de grote rivieren toegenomen. Waterveiligheid is daarmee de grootste opgave rond het gebied. Andere opgaven zijn bodemdaling en verzilting. De Noordwaard ontpolderen zou een oplossing zijn om de waterveiligheid van gebieden langs de rivieren de Nieuwe Merwede en de Amer te vergroten. Maar in de Noordwaard zelf wonen en werken ook mensen. Het idee was eerst om de landbouwgronden en boerderijen uit te kopen en het gebied helemaal als natuurgebied in te richten. Maar daar protesteerden de bewoners tegen.
Wat voor oplossing is er gekozen?
Na protesten van de bewoners is ervoor gekozen om het gebied niet helemaal te ontpolderen. In plaats daarvan bedachten de ontwerpers een variant waarin landbouw en bewoners in het gebied konden blijven. Ze lieten zich hierbij inspireren door het cultuurhistorische landschap van rond 1900, met een patroon van kleine landbouwpolders, slikken, kreken, lage dijken en boerderijen op terpen. Dit systeem is zeer geschikt om wisselende waterstanden te verwerken. De ontwerpers gebruikten de kaart van 1905 als ondergrond.
Wat is er aan het gebied veranderd?
Op basis van de kaart uit 1905 zijn de oorspronkelijke kreken opnieuw gegraven, want die waren in het gebied niet meer zichtbaar. De grienden waren nog wel zichtbaar, maar dan als bossen en niet meer als drassige natuurgebieden met wilgenhout. Om van het gebied een doorstroomgebied te maken, is de dijk bij de nieuwe Merwede deels afgegraven en heeft deze nu een opening waar water doorheen kan stromen. Dijken rond de polders in het gebied zijn verlaagd. Er zijn nieuwe kades aangelegd rond de kleine polders en oude terpen zijn verstevigd. Woningen en boerenbedrijven zijn afgebroken en opnieuw opgebouwd op de nieuwe terpen. Ook is er een nieuwe dijk gekomen met bruggen, om het gebied ook bij hoogwater te kunnen bereiken. Verder zijn er nieuwe gemalen gebouwd en bij Fort Steurgat is een nieuwe dijk met een griendbos aangelegd.
Welke delen overstromen het eerst?
Door de open verbindingen aan de westkant van het gebied staat het gebied weer onder invloed van de dagelijkse getijdenwerking. Dat is de eerste stap waarmee het gebied ruimte biedt aan het water van de rivier. Daarna overstromen stap voor stap de volgende stukken:
- De natuurpolders, die niet meer als landbouwgrond worden gebruikt. Deze polders stromen ongeveer 60 dagen per jaar onder water.
- De landbouwpolders met een lage kade eromheen. Deze zijn in gebruik als grasland en stromen ongeveer 30 dagen per jaar onder water.
- Het water van de Nieuwe Merwede stroomt over de instroomdrempel. Hierdoor verandert de richting van de hoofdstroom. Het systeem werkt dan vooral om het water van de rivier zo snel mogelijk af te voeren naar zee. Dit gebeurt als het waterpeil 2 meter boven NAP is.
- De drie landbouwpolders met hoge kades eromheen, die in gebruik zijn als akkerland. Deze polders overstromen ongeveer eens in de honderd jaar.
- Ook de laatste vier landbouwpolders overstromen. Dat gebeurt eens in de duizend jaar.
Extra bijzonder
De Noordwaard is door de integrale oplossing een zeer interessant gebied geworden. Doordat het gebied kan meebewegen met het water, is het veel robuuster geworden. Het biedt ruimte aan het water als dat nodig is, waarmee het wateroverlast en overstromingen tegengaat. Doordat het gebied weer onder invloed staat van de getijdenwerking, wordt ook de biodiversiteit in het gebied versterkt. Dat er tegelijk ook nog gewoond en gewerkt kan worden, maakt het gebied extra bijzonder. Om deze integrale oplossing voor elkaar te krijgen, is de cultuurhistorische situatie van rond 1900 als uitgangspunt gebruikt. Er is veel aandacht besteed aan het ontwerpend onderzoek, samen met ruimtelijk ontwerpers en cultuurhistorici. Er is goed gekeken naar hoe het hele systeem werkt. Het was niet zo dat één thema centraal werd gesteld. De Noordwaard moest geschikt zijn voor mens en natuur, en passen binnen het hele ecosysteem.
Wat is er geleerd van dit project?
Het project heeft de volgende leerpunten opgeleverd:
- Voordat je een gebied aanpast, kijk dan eerst goed naar de historische waarden en structuren van een gebied. Wat voor inzichten kunnen die bieden? Geef water niet alleen meer ruimte door bijvoorbeeld bestaande poldersloten wat te verbreden.
- Waterschap Rivierenland heeft door dit project de waarde van cultuurhistorie leren kennen. Cultuurhistorie zorgt voor meer kennis, naast alle data en meetmodellen.
- Stel een kwaliteitsteam op. Dat heeft een lerend effect voor alle partijen.
- Betrek alle partijen in het proces, deel informatie en ga erover met elkaar in gesprek.
- Ga ook in gesprek met de mensen die in het gebied wonen en werken, en met andere partijen die een belang hebben. Daarmee vergroot je de draagkracht voor je plan.
- Werk met een vast ontwerpteam. Hier was ruimtelijke kwaliteit een belangrijk aandachtspunt. Het vaste team was het geheugen van het plan. Zo bleef de visie, en daarmee de link met cultuurhistorie, overeind.
Delen
Meer weten?
Wil je meer weten over hoe cultuurhistorie wordt ingezet in de Noordwaard? Lees dan het rapport ‘Kansen van cultuurhistorie (pdf, 6.1 MB) ’.