Sprengenbeken in en rond Apeldoorn

Aan de zuidelijke en oostelijke rand van de Veluwe ligt een netwerk van gegraven beken. Veel van deze ‘sprengenbeken’ verdwenen tussen de Tweede Wereldoorlog en 1980 uit het landschap. Sinds de jaren ’80 worden veel van de oude sprengenbeken weer bovengronds gehaald en in gebruik genomen. Een belangrijke aanleiding daarvoor is de toename van het aantal hevige regenbuien, met veel wateroverlast tot gevolg. Op deze pagina lees je meer over de geschiedenis van de sprengenbeken aan de oostelijke rand van de Veluwe, rond Apeldoorn. Ook vertellen we hoe deze beken ingezet kunnen worden voor klimaatadaptatie.

Wat zijn de opgaven in het gebied?

Veranderingen in het watersysteem de afgelopen eeuw hebben geleid tot toenemende wateroverlast en droogteproblemen. Klimaatverandering heeft deze problemen versterkt en zorgt daarnaast voor meer hitte in de stad. Hieronder lees je meer over de natuurlijke gebiedskenmerken, de veranderingen in de afgelopen eeuw en de grootste kwetsbaarheden.

Wat zijn de natuurlijke gebiedskenmerken?

Apeldoorn ligt aan de rand van de Veluwe. De Veluwe bestaat uit meerdere stuwwallen. Dat zijn heuvels  die zijn ontstaan in de ijstijd, door gletsjers die de grond hebben opgeduwd. Ze kunnen soms tot meer dan honderd meter boven het landschap uitsteken. Stuwwallen zijn opgebouwd uit onregelmatige lagen van zand, leem en grind. Kenmerkend voor de Veluwe is dat er weinig oppervlaktewater is. Zelfs de meeste dalen zijn droog. Regenwater zakt in de bodem en voedt de grondwaterbel, die vaak tientallen meters onder het maaiveld ligt. Aan de randen van de Veluwe, en in de laagste delen van de smeltwaterdalen, kwelt het grondwater op. Daar ontspringen beken, die het water verder omlaag voeren. De randen en lage delen van de Veluwe zijn van oorsprong relatief nat.

Welke ruimtelijke ontwikkelingen hebben het gebied kwetsbaarder gemaakt?

Verschillende veranderingen in het watersysteem hebben geleid tot meer risico op wateroverlast, andere juist tot meer risico op droogte en hitte:

Wateroverlast

  • De forse toename van waterwinning voor drinkwater en industrie in de zeventiende en achttiende eeuw leidde tot toen een lagere grondwaterstand. In de periode na de Tweede Wereldoorlog kwam de waterwinning voor en groot deel stil te liggen, ook om verdroging van de natuur te verminderen. Dat leidde in het woongebied langs de randen van de Veluwe tot plotselinge stijgingen van de grondwaterstand en tot wateroverlast.
  • Op de hellende randen van de Veluwe is er veel gebouwd en zijn er nieuwbouwwijken, bedrijventerreinen en infrastructuur aangelegd. Tegelijk zijn veel sprengenbeken en ook andere watergangen gedempt of aangesloten op het riool. Beide ontwikkelingen hebben gezorgd voor een versnelde afvoer van regenwater, overbelasting van het riool en tot wateroverlast.

Droogte en hitte

  • De lage randgebieden van de Veluwe zijn ontwaterd voor verschillende doeleinden: voor de landbouw, voor de stedelijke ontwikkeling in Apeldoorn-Oost en voor de inpoldering van Flevoland.
  • Het grondgebruik op de Veluwe is veranderd: eerst lag er vooral stuifzand en heide, maar daarvoor in de plaats kwam later vooral naaldbos. Omdat naaldbomen veel water verdampen, is de grondwaterstand gedaald, zijn veel delen van het gebied verdroogd en zijn er ook sprengenbeken en andere beken drooggevallen.
  • Ook op andere plekken dan de lage randgebieden kunnen ontwatering en waterwinning droogteproblemen tot gevolg hebben.
  • De toegenomen verharding en bebouwing in stedelijk gebied maakt de omgeving in warme periodes heter.

Hoe kwetsbaar is het gebied voor de gevolgen van klimaatverandering?

Klimaatverandering versterkt de risico’s op wateroverlast, droogte en hitte:

  • Sinds de jaren ’80 zijn er steeds vaker hevige regenbuien. Vooral aan de hellende randen van de Veluwe kan dan wateroverlast en overbelasting van het rioolwatersysteem ontstaan.
  • Ook droge periodes komen door klimaatverandering vaker voor. In droge periodes daalt het grondwater verder. Hierdoor verdroogt natuur, vallen beken en vennen droog en krijgen drink- en industriewaterwinning te maken met beperkingen.
  • Doordat we steeds vaker te maken krijgen met hete zomers neemt hittestress in de gebieden met veel verharding en bebouwing verder toe.

Hoe zijn sprengenbeken ontstaan?

Sprengenbeken zijn beken die door mensen gegraven werden. Deze beken waren vooral bedoeld om fabrieken via watermolens aan te drijven. De meeste sprengenbeken vind je in stuwwalgebieden. Ze werden gegraven aan de voet van een stuwwal, in dit gebied aan de randen van de Veluwe en in de laagste delen van de dalen. Daar kwelt grondwater op, wat het een geschikte plek maakt om een beek te laten ontspringen. Meestal werd de beek dan de stuwwal op geleid, met hulp van aangelegde dijkjes. Via de beek de Grift werd het sprengenwater samen met het water van natuurlijke Veluwebeken noordwaarts richting de IJssel afgevoerd.

Waarvoor werden sprengenbeken gebruikt?

Door de sprengenbeken omhoog te leiden, ontstond er een hoogteverschil. Hierdoor werd het gebied een ideale plek voor watermolens: door het hoogteverschil kon het water uit de sprengenbeken gebruikt worden voor waterkracht. Het oorspronkelijke aantal van enkele tientallen watermolens werd in de zeventiende en achttiende eeuw uitgebreid tot meer dan 150 watermolens. Deze werden vooral gebruikt voor papierproductie. In sommige dalen ontstond een complex systeem van sprengenkoppen, beken, waterreservoirs en watermolens. Later werd het sprengenwater ook gebruikt voor wasserijen en om vijvers, watervallen en fonteinen bij landgoederen aan te vullen.

Waarom verdwenen ze later?

In de loop van de negentiende en twintigste eeuw raakten veel watermolens buiten gebruik door de komst van andere energiebronnen. Veel sprengenbeken verloren daardoor hun functie. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werden sprengenbeken verwaarloosd, overkluisd of gedempt. Dat gebeurde bijvoorbeeld als ze plaats moesten maken voor nieuwbouw. Veel sprengen ‘verdwenen’ in het ondergronds riool.

Hoe kunnen sprengenbeken het gebied klimaatbestendiger maken?

Sinds de jaren ’80 zien we de tendens om verdwenen sprengenbeken weer te herstellen. Dat komt niet alleen door de groeiende aandacht voor de cultuurhistorische waarde van sprengenbeken. Sprengenbeken helpen ook om wateroverlast, droogte en hitte tegen te gaan. Hieronder leggen we uit hoe de sprengenbeken in dit gebied zijn ingezet voor klimaatadaptatie.

Welke sprengenbeken zijn ingezet voor klimaatadaptatie?

De gemeente Apeldoorn en Waterschap Vallei en Veluwe hebben ervoor gekozen om de sprengenbeekstructuur in het gebied helemaal te herstellen. Daaronder vallen onder andere de Orderbeek, Rodebeek, Uchgelsebeek en Koningsbeek, die samenkomen in de Grift. De aanleiding voor het herstel van de sprengenbeken was vooral de toenemende wateroverlast in de stad Apeldoorn.

Hoe gaan de sprengenbeken wateroverlast tegen?

Doordat de sprengenbeken weer bovengronds zijn gehaald, kan er weer water doorheen stromen. Doordat regenwater bovendien wordt afgekoppeld van het riool, blijft het water in de beken schoon. Daarnaast kan regenwater in de brongebieden en boven op de Veluwe-stuwwal wegzakken in de bodem. Dat voorkomt dat het water te snel wordt afgevoerd en wateroverlast veroorzaakt.

Hoe gaan sprengenbeken droogte en hitte tegen?

Sprengenbeken gaan niet alleen wateroverlast tegen. Ze worden ook gebruikt om verdroging tegen te gaan, zoals de Orderbeek. Of om de grondwaterstand te verhogen of verlagen, zoals de Rodebeek. Verder zorgen de sprengenbeken en het groen langs de oevers voor verkoeling in warme periodes, vooral in stedelijk gebied. Om verdroging tegen te gaan is het trouwens ook belangrijk om regenwater zoveel mogelijk lokaal te infiltreren en vast te houden. Zo blijft het grondwater op peil en kan het in droge periodes worden gebruikt om de lagere gronden van het dekzandgebied van water voorzien.

Wat zijn mogelijke problemen bij sprengenbeken?

Het is niet altijd goed om sprengenbeken weer in gebruik te nemen. Ze zijn ooit gemaakt om grondwater van de Veluwe-stuwwal versneld te onttrekken en te gebruiken voor industrie. Maar die versnelling is niet altijd gewenst, bijvoorbeeld omdat een versnelde waterstroom juist wateroverlast kan veroorzaken. Het is altijd belangrijk om een afweging te maken tussen het behoud van erfgoed en andere belangrijke doelen. Een paar voorbeelden van mogelijke problemen:

  • Niet overal wordt gekozen om sprengenbeken weer in gebruik te nemen. Dat geldt voor bepaalde natuurgebieden waar de natuur /biodiversiteit afhankelijk is van kwel. Het is in die gevallen soms beter om sprengenbeken te dempen.
  • Het is goed dat bij het herstel van sprengenbeken in Apeldoorn het riool wordt afgekoppeld. Het is daarbij wel belangrijk om een snelle afvoer van het water tegen te gaan en om het water op te vangen in bijvoorbeeld vijvers en andere beken.
  • Sprengenbeken zijn op de plek waar ze ontspringen gewone beken die afhankelijk zijn van grondwater. De stroomsnelheid ervan is daar hoog. Het is daarom goed om het water op die plek te kunnen vasthouden, bijvoorbeeld met stuwen. Maar ook door bijvoorbeeld de natuur eromheen te herstellen, zoals bijvoorbeeld is gebeurd van het Beekberger Woud, en door weilanden en lage delen geschikt te maken om te overstromen.

Aan welke andere opgaven kunnen sprengenbeken bijdragen?

Het herstel van sprengenbeken heeft niet alleen als doel om het cultureel erfgoed te herstellen en het gebied klimaatbestendiger te maken. Het kan ook bijdragen aan de volgende doelen:

  • Natuur- en waterkwaliteit. Door de herontwikkeling van open en vrij afwaterende beken kunnen zeldzame beeksoorten terugkeren, zoals de beekprik, ijsvogel, zilverreiger en grote gele kwikstaart. Alle herstelde sprengenbeken hebben ook een ecologische doelstelling gekregen.
  • Recreatie. De herstelde beken en de paden die erlangs lopen, vormen een nieuw, groen en gezond wandelpadenstelsel. Deze wandelpaden zijn verbonden met grotere groen- en recreatiegebieden.
  • Ruimtelijke kwaliteit. De herontwikkeling van sprengenbeken leidt tot kwalitatief en ecologisch hoogwaardig groen in woonwijken. En in centrale winkelgebieden is de vormgeving van de sprengenbeken aangepast op het intensieve gebruik van deze gebieden.
  • Identiteit en beleefbaarheid. De herstelde beken versterken de zichtbaarheid en beleefbaarheid van water als essentieel onderdeel van de inrichting en identiteit van de stad.

Welke andere gebieden kunnen sprengenbeken inzetten?

In de andere stuwwalgebieden in Nederland spelen vergelijkbare water- en klimaatopgaven: in de Achterhoek en Twente, de Utrechtse Heuvelrug en het Rijk van Nijmegen. Ook in deze gebieden zijn er grotere bebouwingskernen met toenemende wateroverlast. In al deze gebieden liggen kansen om historische beeksystemen te herstellen. De herontwikkeling van de St. Jansbeek in Arnhem is een bekend voorbeeld van een herstelde beek die cultuurhistorie combineert met klimaatadaptatie en andere doelen.