Hoe is cultuurhistorische kennis ingezet voor klimaatadaptatie?

Cultuurhistorische kennis is al door verschillende partijen en op verschillende manieren ingezet om oplossingen te bedenken voor klimaatadaptatie. Zo heeft de stad Kampen cultuurhistorische kennis gebruikt om wateroverlast tegen te gaan. En een visie op de stad Weert uit 2019 laat zien dat kennis uit het verleden kansen biedt om de stad klimaatbestendiger te maken. Ook interessant is het kaartverhaal over drie historische kanalen die bijdragen aan een klimaatbestendige omgeving.

Op deze pagina vind je elf voorbeelden waarbij cultureel erfgoed is ingezet voor klimaatadaptatie. Deze voorbeelden liggen verspreid over heel Nederland en vallen onder vijf hoofdgebieden. Hieronder lees je meer over de vijf hoofdgebieden en de verschillende voorbeelden.

Vijf hoofdgebieden

De voorbeelden zijn ingedeeld in vijf hoofdgebieden:

  • Hoog Nederland
  • Laag Nederland
  • Rivierengebied
  • Noordzeekust
  • Steden

In het onderzoeksrapport (pdf, 6.1 MB) vind je een beschrijving van de vijf hoofdgebieden. Binnen elk hoofdgebied zijn er overeenkomsten op het gebied van erfgoed, historisch landschap en klimaatadaptatie. Je ziet er vergelijkbare natuurlijke en historische watersysteemkenmerken, vergelijkbare klimaatopgaven en vergelijkbare stakeholders of verantwoordelijken.

Elf voorbeelden

Bij elk voorbeeld vertellen we wat over het gebied, hoe het cultureel erfgoed daar ontstaan is, welke opgaven er in het gebied spelen en hoe het cultureel erfgoed is ingezet voor klimaatadaptatie. Onder de kaart vind je een samenvatting van de elf voorbeelden.  Een aantal voorbeelden bevat een uitgebreide beschrijving. In het onderzoeksrapport (pdf, 6.1 MB) vind je een uitgebreide beschrijving van alle voorbeelden.

Sprengenbeken in en rond Apeldoorn

Sprengenbeken liggen in Hoog Nederland. Dit is een netwerk van beken die ooit gegraven zijn om fabrieken via watermolens aan te drijven. De meeste sprengenbeken verdwenen na de Tweede Wereldoorlog uit het landschap. Na de jaren ’80 werden veel ervan weer bovengronds gehaald. Lees op deze pagina meer over de geschiedenis van sprengenbeken in en rond Apeldoorn, en hoe ze later zijn ingezet voor klimaatadaptatie.

Nieuwe Hollandse Waterlinie

De Nieuwe Hollandse Waterlinie ligt vooral in Laag Nederland en Rivierengebied. Het is een 85 kilometer lang gebied dat loopt van Muiden tot aan de Biesbosch. Deze historische verdedigingslinie is 3 tot 5 kilometer breed. Vanaf de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) tot in de twintigste eeuw werd dit gebied tijdelijk onder water gezet om de steden erbinnen te beschermen tegen vijandelijke troepen. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is het grootste rijksmonument van Nederland en op 26 juli 2021 is het als uitbreiding van de Stelling van Amsterdam op de UNESCO Werelderfgoedlijst gekomen. Het bestaat uit onder meer 45 forten, 6 vestingen, 2 kastelen, ruim 700 betonnen schuilplaatsen en kazematten en ruim 100 militaire sluizen en waterwerken. Het gebied biedt veel mogelijkheden voor het aanleggen van waterberging, zoals het waterbergingsgebied polder Blokhoven. Meer over de opgaven in dit gebied en de manier waarop dit cultureel erfgoed is ingezet voor klimaatadaptatie kun je lezen in hoofdstuk 2.2.2 van het onderzoeksrapport.

Noordwaard

De Noordwaard is een gebied in het Brabantse deel van de Biesbosch. Het maakt deel uit van de Nederlandse delta. De Noordwaard ligt in het gebied waar het rivierengebied overgaat in de zeearmen van de Zuidwestelijke delta. Tot 1970 bestond het uit kleine polders met slingerende kreken en boerderijen op terpen. In het kader van het programma Ruimte voor de Rivier was de Noordwaard één van de gebieden die werd aangewezen om te ontpolderen. Maar na protesten van de bewoners is er gekozen voor een variant waarin landbouw en bewoners in het gebied konden blijven. De ontwerpers lieten zich hierbij inspireren door het cultuurhistorische landschap van 1900, met een patroon van kleine landbouwpolders, slikken, kreken, lage dijken en  boerderijen op terpen. Lees op deze pagina meer over hoe in dit gebied cultureel erfgoed is ingezet voor klimaatadaptatie.

Baakse Beek

Het stroomgebied van de Baakse Beek begint in het oosten van de Achterhoek en Twente, en loopt tot in de landgoederenzone bij de IJssel. Het gebied ligt in Hoog Nederland. De afgelopen anderhalve eeuw is het watersysteem van de Baakse Beek ingrijpend veranderd: door onder andere ontginning van het Ruurlosche Broek in de Achterhoek nam de afvoer van water flink toe. Het gebied verloor zijn waterbergend vermogen en de grondwaterstanden daalden sterk. Het gevolg was vooral forse verdroging, en lokaal wateroverlast bij piekbuien. Om deze problemen aan te pakken, wordt er gewerkt aan een robuust watersysteem in het gebied. Daarbij wordt het natuurlijk systeem als uitgangspunt genomen, en wordt er gebruik gemaakt van de cultuurhistorische kennis van de landgoederen in het westelijk deel van het gebied. Lees op deze pagina meer over hoe cultureel erfgoed is ingezet om dit gebied klimaatbestendiger te maken.

De Zandmotor

In 2011 werd voor de kust van Kijkduin een schiereiland van 21,5 miljoen kuub zand aangelegd volgens het principe van Bouwen met de Natuur. Dit is een innovatieve benadering van zandsuppletie. Wind en stroming verspreiden het zand langs de kust en richting de duinen. Het doel is om het cultuurhistorische landschap van de Hollandse kust op de lange termijn te versterken en een dynamisch natuur- en recreatiegebied te creëren. Door in één keer een grote hoeveelheid zand te storten, wordt de zeebodem niet vaker verstoord. De natuur legt het zand op de juiste plek. Het zand heeft zich sinds de aanleg geleidelijk noord- en zuidwaarts verspreid onder invloed van wind, golven en stroming. Hierdoor is het gebied steeds meer gaan lijken op de dynamische kustnatuur zoals we die kennen van de Waddeneilanden. Meer over de Zandmotor kun je lezen in hoofdstuk 2.2.5 van het onderzoeksrapport.

Zoutkamp

Zoutkamp is een historisch vestingdorp in Noord-Groningen. Het werd gebouwd op een strategische plek aan de monding van het Reitdiep in de Lauwerszee (nu Lauwersmeer). Als gevolg van de Watersnoodramp werd de Lauwerszee in 1969 met een dam afgesloten van de Waddenzee. De oude zeearm het Reitdiep veranderde toen in een zoetwater-natuurgebied. Er ging toen in Zoutkamp veel cultuurhistorie verloren. Zo werd de oude vissershaven verplaatst naar Lauwersoog, verloor de zeedijk vlak buiten het dorp zijn functie en werd er dwars door het dorp een nieuwe regionale waterkering aangelegd. Door de toenemende neerslag als gevolg van klimaatverandering moeten er nu weer ingrijpende maatregelen worden genomen in het dorp. De waterkering in het dorp speelt namelijk een cruciale rol in het regionale watersysteem. Die zou eigenlijk verhoogd moeten worden om de waterbuffercapaciteit van het Lauwersmeer te vergroten. Maar in overleg met de bewoners van Zoutkamp heeft het waterschap gekozen voor een integrale gebiedsopgave met cultureel erfgoed als leidend principe. Dat betekent onder andere dat de regionale waterkering die eind jaren zestig was aangelegd, wordt weggehaald. En dat de oude zeedijk wordt hersteld en ingericht als nieuwe regionale waterkering. Meer over dit project kun je lezen in hoofdstuk 2.2.6 van het onderzoeksrapport.

Kampen

Kampen ligt in de IJsseldelta, in Rivierengebied. De stad moet veel maatregelen nemen om zich te beschermen tegen wateroverlast. Tegelijk biedt de rijke cultuurhistorie van de stad veel kansen voor klimaatadaptatie. Een mooi voorbeeld is het gebied Bolwerk Buitenwacht, waar bewoners en ondernemers te maken hebben met wateroverlast. Ontwerpers en rioleurs konden jarenlang geen oplossing vinden die tegemoet kwam aan de wensen van alle betrokkenen. Toen kwam Stichting Het Oversticht met het idee om te onderzoeken hoe Kampenaren in het verleden met deze wateroverlast zijn omgegaan. Uit historisch onderzoek bleek toen dat er eeuwenlang een open watersysteem heeft gelegen dat zorgde voor de afwatering van het gebied. Terwijl dat nu via een ondergronds riool gebeurt. Het oude open watersysteem is nu als uitgangspunt genomen voor een nieuw ontwerp. Omdat de bewoners en ondernemers zijn betrokken in het proces, weten zij hoe het er in het verleden uitzag en wat de oorzaken zijn van de wateroverlast. Daardoor is er bij hen draagvlak ontstaan voor het ontwerp. Meer over dit project kun je lezen in hoofdstuk 2.2.7 van het onderzoeksrapport. Ook staat het project Schans Buitenwacht als voorbeeld op dit kennisportaal.

Adaptief bouwen

In de loop der eeuwen zijn er veel verschillende manieren ontwikkeld om weers- en waterstandextremen bij huizen en andere gebouwen af te vlakken. Leilindes aan de zuidkant van woningen bijvoorbeeld, die in de zomer voor schaduw en verkoeling zorgen. Of bouwen op terpen of palen, om huizen te beschermen tegen hoogwater. Dit noemen we ook wel ‘meebewegen met het water’ of ‘meebewegen met het natuurlijk systeem’. Dat gebeurde in het verleden regelmatig: mensen waren gewend om risico’s van overstroming of wateroverlast te accepteren en hier bij de inrichting en het gebruik van gebouwen rekening mee te houden. Van deze lessen uit het verleden kunnen we nu nog leren. Die lessen kunnen we bijvoorbeeld gebruiken voor klimaatadaptatie bij gebouwen waarvan achteraf blijkt dat de locatie erg kwetsbaar is voor de gevolgen van klimaatverandering. Meer over adaptief bouwen kun je lezen in hoofdstuk 2.2.8 van het onderzoeksrapport.

Landgoederen in binnenduinrandgebied Zuid-Holland

Het Zuid-Hollandse landschap direct achter de duinen, bijvoorbeeld bij Wassenaar en Den Haag, kenmerkt zich door fraaie buitenhuizen, kastelen en parken. Typerend aan dit ‘landgoederenlandschap’ langs de binnenduinrand is dat veel ervan relatief goed bewaard is gebleven. Vaak hechtten landgoedeigenaren veel waarde aan de esthetische en historische kenmerken van hun grondgebied. Klimaatadaptatie staat in dit gebied nog niet lang op de agenda. Het Erfgoeddeal-project ‘Klimaatbestendige kastelen, buitenplaatsen en landgoederen’ kan daar verandering in brengen. Klimaatadaptatie is namelijk heel belangrijk voor het behoud van het groene erfgoed van lanen, bossen en tuinen. De landgoederen in dit gebied zijn vooral kwetsbaar voor de toenemende droogte, wateroverlast, bodemdaling en verzilting. Het Erfgoeddeal-project sluit aan op de provinciale klimaatstrategie ‘Weerkrachtig Zuid-Holland’. Verder heeft de provincie Zuid-Holland deze landgoederenzone aangewezen als één van de zeven erfgoedlijnen, waarmee de provincie de geschiedenis van het landschap beter zichtbaar maakt. Meer hierover kun je lezen in hoofdstuk 2.2.9 van het onderzoeksrapport.

Markdal

Het Markdal is een gebied ten zuiden van Breda, waar de beek de Mark doorheen stroomt. Deze beek speelde lange tijd een belangrijke rol in de scheepvaart en was ook belangrijk voor de drinkwatervoorziening. Het watersysteem van de Mark is de laatste anderhalve eeuw ingrijpend veranderd. Mede daardoor verloor het gebied zijn waterbergend vermogen en werd het kwetsbaarder voor droogte en wateroverlast. De problematiek in het Markdal bleek complex te zijn en het gebied werd aangewezen als gebiedsontwikkelingsproject. Maar niet alle partijen hadden vertrouwen in de plannen voor het gebied. Staatsbosbeheer bundelde daarom alle wensen van de betrokkenen en naar aanleiding daarvan werd in 2011 de Vereniging Markdal opgericht. Daarin zaten veel verschillende partijen, waaronder natuurorganisaties, vertegenwoordigers uit de landbouw- en uit de recreatiesector, bewoners en wijkraden. Twee jaar later lag er een breed gedragen uitvoeringsplan. In dat plan was aandacht voor natuur, water en landbouw, én voor de beleving van het historisch beekdallandschap. De geschiedenis vormde samen met de water- en bodemkenmerken van het gebied een belangrijke basis voor het plan. Bijzonder is ook dat de Vereniging gebiedsontwikkelaar werd, en dat daarmee eigenlijk het gebied zelf het voortouw nam in dit project. Een ontwikkeling die goed past bij de nieuwe werkwijze van de Omgevingsvisie. Meer over dit project kun je lezen in hoofdstuk 2.2.10 van het onderzoeksrapport.

Geleenbeek

De Geleenbeek vormt samen met de Geul het grootste beeksysteem van Zuid-Limburg. Onder invloed van de mijnbouw zijn de beken in het stroomgebied van de Geleenbeek sinds 1900 sterk aangetast. Dat kwam doordat er proceswater van de mijnen op werd geloosd, waardoor er veel kolenslib mee stroomde. Daarnaast nam door de toename van de bevolking de hoeveelheid ongezuiverd rioolwater toe. Na overstromingen was het land van boeren daardoor vaak vervuild. In 1932 werd daarom een waterschap opgericht om te voorkomen dat deze beken nog konden overstromen en om het vervuilde water zo snel mogelijk naar de Maas af te voeren. Dat is de reden dat de hele Geleenbeek in de jaren daarna in een bak van betontegels is gelegd. Watermolens en hun stuwen werden buiten gebruik gesteld. Het nadeel daarvan was dat er bij hevige regen heel grote afvoerpieken ontstonden en dat het gebied kwetsbaarder is geworden voor droogte. Nu de mijnbouw gestopt is en rioolwater wordt gezuiverd, kunnen de betonnen beken weer worden omgevormd tot meanderende beken. Meer over het herstel van de Geleenbeek kun je lezen in hoofdstuk 2.2.11 van het onderzoeksrapport.