Monitoring en evaluatie van Deltaplan Ruimtelijke adaptatie
In 2014 hebben alle Nederlandse overheden samen het doel vastgelegd dat Nederland in 2050 zo goed mogelijk klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht. Dit doel is vastgelegd in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie, en uitgewerkt in zeven ambities met concrete afspraken voor de korte en middellange termijn. Het Rijk monitort en evalueert de afspraken met decentrale overheden elk jaar via 45 werkregio’s. De resultaten hiervan verschijnen als monitoringsrapportage in het Deltaprogramma, dat de Deltacommissaris elk jaar met Prinsjesdag aanbiedt aan de Tweede Kamer.
Wat is het doel van de monitoringsrapportage?
Het doel van de monitoringsrapportage is om inzicht te krijgen in de voortgang van de doelen en acties in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie. Zonodig kunnen deze doelen en acties dan worden aangescherpt of aangepast.
Hoe worden de afspraken gemonitord?
Om de voortgang te monitoren ontvangen de werkregio’s een enquête. Daarnaast voert Samen Klimaatbestendig in een deel van de werkregio's verdiepende gesprekken over de achtergrondfactoren. De uitkomsten van de enquête en de gesprekken worden geëvalueerd door het landelijk DPRA-team en de coördinatoren van de zeven stroomgebieden in het kader van het Deltaprogramma. De inzichten die daaruit voortkomen, verschijnen samengevat in een voortgangsrapportage. Deze inzichten vormen ook de basis voor het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie 2023.
Wat staat er in de meest recente monitoringsrapportage?
De meest recente monitoringsrapportage is aan de Tweede Kamer aangeboden in september 2022. Deze is gebaseerd op een schriftelijke enquête die gehouden is onder de werkregio’s en op interviews met een representatieve groep werkregio’s. De enquête had een meer open vorm dan de jaren ervoor, zodat de regio’s meer ruimte kregen om knelpunten en belangrijke aandachtspunten te delen.
Een aantal belangrijke uitkomsten van deze monitor:
- Een grote praktische hindernis is het tekort aan gekwalificeerd personeel. Dat heeft meerdere gevolgen, zoals vertraagde uitvoering van projecten en klimaatadaptatie niet kunnen verbinden met andere transities. Het grootste deel van de werkregio’s vindt dat het DPRA zich hier meer voor zou moeten inzetten.
- Financiering van hitte- en groenmaatregelen in de openbare ruimte wordt als grootste financiële knelpunt aangegeven. De reden hiervoor is dat klimaatadaptatie regelmatig gekoppeld wordt aan het rioleringsbudget, maar hitte daar geen onderdeel van is. Ook via de impulsregeling kun je geen financiering krijgen voor hittemaatregelen. En dat terwijl de gevolgen van langdurige hitte groot kunnen zijn. Daarom klinkt de wens om hitte een volwaardige plek te geven in het DPRA, onder andere door het thema op te nemen in de impulsregeling.
- Voor andere thema’s, zoals de energietransitie, stikstof of de woningbouw, gelden hardere wettelijke eisen dan voor klimaatadaptatie. Daarom wordt de roep steeds luider om klimaatadaptatie een verplichtend karakter te geven.
- Het bewustzijn van klimaatongelijkheid neemt toe. De impact van klimaatverandering is het grootst in de meest kwetsbare wijken. Er is behoefte aan kennisontwikkeling om die groepen beter te bereiken.
De meest recente monitoringsrapportage is aan de Tweede Kamer aangeboden in september 2021. Deze monitoringsrapportage is gebaseerd op interviews met werkregio’s en op het position paper van het Interprovinciaal Overleg (IPO), dat gaat over de visie en uitgangspunten van de provincies.
Wat stond er in de monitoringsrapportages van eerdere jaren?
De monitoringsrapportage van het jaar 2021 is gebaseerd op interviews met werkregio’s en op het position paper van het Interprovinciaal Overleg (IPO), dat gaat over de visie en uitgangspunten van de provincies. De uitkomsten van het interview kun je vinden in de voortgangsrapportage (pdf, 1.4 MB) . Voor 2021 vroeg IenW de werkregio’s om een vragenlijst invullen: de monitor. De informatie uit deze vragenlijsten werd gebruikt om een voortgangsrapportage op te stellen. Hieronder vind je de voortgangsrapportages van 2019 en 2020, en de tussentijdse evaluatie van 2017:
Delen
